ECLI:NL:RBROT:2024:9180
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wegens overlijden verdachte in drugszaken
In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1996 en overleden op [overlijdensdatum], heeft de rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan. De officier van justitie, mr. L.C. Visser, en de raadsman, mr. M.G. Eckhardt, hebben beiden gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, aangezien de verdachte is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op [overlijdensdatum] is overleden, zoals blijkt uit de akte van overlijden van 9 januari 2024. Volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht vervalt het recht tot strafvervolging met het overlijden van de verdachte. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte.
De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder het opzettelijk binnenbrengen van 1434 kilogram cocaïne in Nederland en het plegen van andere strafbare feiten in verband met drugshandel. De rechtbank heeft in haar beslissing de feiten en omstandigheden rondom de tenlastelegging en de rol van de verdachte in de vermeende misdrijven overwogen, maar concludeerde dat de vervolging niet kon doorgaan vanwege het overlijden van de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. V.J.H. Mooren, en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.