ECLI:NL:RBROT:2024:9143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
C/10/678299 / JE RK 24-913
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ontwikkelingsbedreiging

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 augustus 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008, behandeld. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzoekt om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag, maar heeft ervoor gekozen niet meer voor haar kind te zorgen, wat heeft geleid tot een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige.

De kinderrechter heeft de relevante stukken in de procedure meegenomen, waaronder eerdere beschikkingen en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, was de moeder niet aanwezig, maar de kinderrechter constateerde dat zij correct was opgeroepen. De minderjarige heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij in het gezinshuis wil blijven wonen. De kinderrechter oordeelt dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn vervuld, en dat dit in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige is.

De kinderrechter besluit om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 31 mei 2025, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/678299 / JE RK 24-913
Datum uitspraak: 14 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 29 mei 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) van 1 mei 2024;
  • de briefrapportage van de GI van 24 juli 2024;
  • het e-mailbericht van [voornaam minderjarige] van 12 augustus 2024.
1.2.
Op 14 augustus 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij was aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon A] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover op 12 augustus 2024 een e-mailbericht gestuurd. Het gaat goed met [voornaam minderjarige] en zij wil graag in het gezinshuis blijven wonen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
2.3.
Bij beschikking van 29 mei 2024 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 31 augustus 2024. Tevens is bij deze beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 31 augustus 2024. De beslissing op de verzoeken tot de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn voor het overige aangehouden, aangezien het advies van de Raad toen niet aanwezig was.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt een verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Over de periode tot 31 augustus 2024 is al beslist. Nu moet nog worden beslist over de periode tot 31 mei 2025. [voornaam minderjarige] en de moeder hebben bij de zitting van 29 mei 2024 reeds te kennen gegeven akkoord te zijn met dit verzoek.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. Het gaat goed met [voornaam minderjarige] . In het perspectiefbesluit heeft de GI opgenomen dat het in het belang is van [voornaam minderjarige] dat zij opgroeit in het huidige gezinshuis. [voornaam minderjarige] volgt therapie bij Yulius en de moeder werkt hieraan mee. Hoewel de moeder een keuze heeft gemaakt voor haar partner, is het positief dat er contact is tussen [voornaam minderjarige] en de moeder en haar zusjes.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
[voornaam minderjarige] wordt nog ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is met name gelegen in het feit dat de moeder ervoor heeft gekozen niet meer voor [voornaam minderjarige] te willen zorgen. [voornaam minderjarige] woont inmiddels geruime tijd in het gezinshuis, waar het goed met haar gaat. [voornaam minderjarige] volgt therapie en heeft beperkt contact met de moeder. Ook is er contact met haar zussen en overige familieleden. Uit het perspectiefbesluit van de GI volgt dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat zij verder opgroeit in het huidige gezinshuis. Ook de Raad staat hierachter. Uit het advies van de Raad van 1 mei 2024 volgt dat het gezinshuis een veilige en stabiele plek is voor [voornaam minderjarige] . De Raad acht de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk om de plaatsing in het gezinshuis te borgen. Ook [voornaam minderjarige] is het eens met het perspectiefbesluit van de GI. In het e-mailbericht van 12 augustus 2024 geeft [voornaam minderjarige] aan graag in het gezinshuis te willen blijven wonen. Gelet op het bovenstaande acht de kinderrechter de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog noodzakelijk. Ook is het van belang dat de plaatsing van [voornaam minderjarige] in het gezinshuis gecontinueerd wordt.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de resterende duur van negen maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW). Tevens zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de resterende duur van negen maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 31 mei 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 31 mei 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 21 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.