ECLI:NL:RBROT:2024:9125

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
C/10/682095 / JE RK 24-1433
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de kinderbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 juli 2024, wordt de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], behandeld. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht, die op 8 juli 2024 een verzoekschrift indiende. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 juli 2024, waarbij de moeder en haar advocaat, mr. P. van Baaren, aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordigster van de GI. De vader was niet verschenen, ondanks correcte oproeping.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van de minderjarigen, met name door huiselijk geweld en langdurig harddrugsgebruik door de vader. De moeder heeft aangegeven dat zij de relatie met de vader heeft beëindigd, maar het is onduidelijk of de vader nog in de woning verblijft. De kinderrechter oordeelt dat de veiligheid van de minderjarigen niet gewaarborgd kan worden in de huidige situatie en dat de eerder verleende voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in stand moeten blijven.

De kinderrechter besluit om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de grootouders moederszijde en van [minderjarige 2] in het ziekenhuis te verlengen tot 5 oktober 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/682095 / JE RK 24-1433
Datum uitspraak: 29 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2023 in [geboorteplaats 1],
hierna te noemen [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats 2],
hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaatsnaam],
advocaat mr. P. van Baaren, kantoorhoudende in Rotterdam,
[naam 2],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaatsnaam],
advocaat mr. W.J. Oomkes, kantoorhoudende in Vlaardingen.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 8 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de vader;
- de moeder en haar advocaat mr. L. van Baaren namens mr. P. van Baaren;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam 3];
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 4].
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat hij wel juist is opgeroepen.
1.3.
Aan de moeder is in het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand als advocaat
mr. P. van Baaren aangewezen.
1.4.
Aan de vader is in het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand als advocaat
mr. W.J. Oomkes aangewezen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1]. De moeder is belast met het gezag over [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] verblijft in het netwerk bij de grootouders moederszijde. [minderjarige 2] verblijft in het ziekenhuis.
2.3.
Bij beschikking van 5 juli 2024 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 5 juli 2024 tot 5 oktober 2024, is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde, met ingang van 5 juli 2024 verleend voor de duur van vier weken, is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in het ziekenhuis, met ingang van 5 juli 2024 verleend voor de duur van vier weken en is het verzoek voor het overig verzochte aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De Raad verzoekt in aansluiting op een spoedmachtiging voor de duur van vier weken een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] binnen het netwerk, namelijk bij de grootouders, [naam 5] en [naam 6], wonende aan [adres], voor de duur van drie maanden, en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in het ziekenhuis voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Vanwege zijn ernstige gedrag zijn er grote zorgen over de rol van de vader in het gezin. Daar hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] veel last van. Hun veiligheid moet worden gewaarborgd. Daarover zal met beide ouders moeten worden gesproken.
4.2.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij hetgeen de Raad heeft meegedeeld. Ter ondersteuning van het verzoek is het volgende meegedeeld. Er zijn ernstige zorgen over de opvoedsituatie. Er is sprake van onveiligheid. Bij de politie zijn signalen binnengekomen dat de vader recent onder invloed in de woning is geweest. De GI heeft geen contact met de vader kunnen krijgen. Met de ouders moet besproken worden hoe zij op een veilige manier voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen gaan zorgen.
4.3.
Namens en door de moeder is ter zitting het volgende aangevoerd. Er is een misverstand door de vader ontstaan. De moeder heeft dit met haar ouders opgelost. Met haar ouders heeft de moeder al voor haar ziekenhuisopname afspraken met hen gemaakt.
De moeder heeft stappen ondernomen om de vader uit de woning te weren. In aanwezigheid van [naam 7] heeft de moeder de vader duidelijk verteld dat hun relatie is verbroken. Zij gaat nieuwe sloten in de woning aanbrengen. De buurvrouw heeft de vader niet meer bij de woning gezien. De vader heeft de moeder niet lastig gevallen. Volgens de moeder kan hulpverlening in het vrijwillig kader worden geboden. [minderjarige 2] moet de komende periode nog in het ziekenhuis blijven. Met [minderjarige 1] gaat het goed bij de grootouders.
4.4.
De advocaat van de vader heeft ter zitting verklaard dat hij geen contact met de vader heeft kunnen krijgen en dat hij om die reden niet is gemachtigd om namens de vader het woord te voeren.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van huiselijk geweld tussen de ouders en van langdurig harddrugsgebruik door de vader.
Op 4 juli 2024 is de moeder met een spoedkeizersnede bevallen van [minderjarige 2] terwijl zij op dat moment ongeveer 26 weken zwanger was. [minderjarige 1] zou tijdens de ziekenhuisopname van de moeder bij de vader blijven. Hij heeft [minderjarige 1] echter op 2 juli 2024 in de ochtend bij vreemde personen achtergelaten. Dit alles raakt de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder heeft aangegeven dat zij de relatie met de vader heeft beëindigd. Het is echter onduidelijk of de vader nog in de woning verblijft en of de moeder voldoende weerstand aan hem kan bieden. In het vrijwillig kader is het niet gelukt om de situatie thuis te veranderen en te verbeteren.
5.2.
De zorgen die ten tijde van het verlenen van de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing bestonden, waren daarmee voldoende ernstig om de maatregelen te verlenen. De bij beschikking van 5 juli 2024 verleende voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging uithuisplaatsing zullen daarom in stand worden gelaten. [minderjarige 1] verblijft inmiddels bij de grootouders moederszijde en heeft daar een veilige en stabiele plek. Vanwege zijn premature geboorte verblijft [minderjarige 2] de komende tijd in het ziekenhuis. De komende periode dient duidelijk te worden of de ouders [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een voldoende veilige en verantwoorde opvoedingsomgeving en basale zorg kunnen bieden.
5.3.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
laat de op 5 juli 2024 verleende voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging in stand;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde, tot 5 oktober 2024;
6.3.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in het ziekenhuis tot 5 oktober 2024;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2024, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.