ECLI:NL:RBROT:2024:9120
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verwijzing naar oogarts door CBR
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) was doorverwezen naar een oogarts. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CBR van 25 april 2024, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang. Verzoekster stelde dat zij niet kon wachten op de beslissing van de bestuursrechter, omdat zij zonder rijbewijs in een sociaal isolement zou belanden en geen auto kon huren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de argumenten van verzoekster onvoldoende waren om een spoedeisend belang aan te nemen. Daarnaast werd vastgesteld dat het besluit van het CBR niet evident onrechtmatig was, aangezien de verwijzing naar de oogarts als een voorbereidingshandeling werd beschouwd waartegen geen bezwaar openstond. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en dat verzoekster nog steeds de mogelijkheid had om bezwaar te maken tegen het besluit van het CBR.