ECLI:NL:RBROT:2024:9120

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/7531
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verwijzing naar oogarts door CBR

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) was doorverwezen naar een oogarts. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CBR van 25 april 2024, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang. Verzoekster stelde dat zij niet kon wachten op de beslissing van de bestuursrechter, omdat zij zonder rijbewijs in een sociaal isolement zou belanden en geen auto kon huren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de argumenten van verzoekster onvoldoende waren om een spoedeisend belang aan te nemen. Daarnaast werd vastgesteld dat het besluit van het CBR niet evident onrechtmatig was, aangezien de verwijzing naar de oogarts als een voorbereidingshandeling werd beschouwd waartegen geen bezwaar openstond. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en dat verzoekster nog steeds de mogelijkheid had om bezwaar te maken tegen het besluit van het CBR.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7531

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 september 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit Rotterdam, verzoekster

(gemachtigde: [persoon A] ),
en

De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),

(gemachtigde: mr. Y.M. Wolvekamp).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 6 april 2024 heeft het CBR verzoekster verwezen naar een oogarts om zich te laten keuren, om vast te kunnen stellen of verzoekster geestelijk en/of lichamelijk in staat is om te rijden. Tegen deze brief heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het besluit van 25 april 2024 (het bestreden besluit) heeft het CBR het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft verzoekster beroep ingesteld. Ook heeft verzoekster de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Het CBR heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Verzoekster heeft nadere stukken ingediend.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
2. Verzoekster heeft een Gezondheidsverklaring 75+ bij het CBR ingediend. Met de brief van 26 maart 2024 heeft het CBR aan verzoekster laten weten dat een keuringsverslag van een arts nodig is om vast te kunnen stellen of zij geestelijk en/of lichamelijk in staat is om te rijden. Het CBR heeft vervolgens met het besluit van 6 april 2024 aan verzoekster laten weten dat zij zich moet laten keuren door een oogarts. Het bezwaar tegen deze brief heeft het CBR met het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat de verwijzing naar de oogarts gezien moet worden als een voorbereidingshandeling als bedoeld in artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is de brief van 6 april 2024 volgens het CBR niet vatbaar voor bezwaar en beroep.
3. Met de brief van 25 april 2024 heeft het CBR vervolgens het bestreden besluit aangevuld. Daarin is laten weten aan verzoekster dat mogelijk ook een oogmeting door een opticien voldoende is. Op 27 mei 2024 heeft verzoekster een oogmeting van een opticien aan het CBR opgestuurd. Bij brief van 4 juni 2024 heeft het CBR aan verzoekster bericht dat die oogmeting onvoldoende is om de verwijzing naar de oogarts te laten vervallen. Bij besluit van 9 augustus 2024 heeft het CBR geoordeeld dat de rijgeschiktheid van verzoekster niet beoordeeld kan worden. Met een brief van eveneens 9 augustus 2024 heeft het CBR aan verzoekster medegedeeld dat de een afspraak bij de oogarts niet meer hoeft door te gaan.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Verzoekster is het er niet mee eens dat het CBR haar voor onderzoek heeft verwezen naar de oogarts. Zij wenst met het verzoek om voorlopige voorziening te bereiken dat het CBR zo snel mogelijk het rijbewijs van verzoekster verlengd.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
6. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
7.1.
Verzoekster stelt dat zij niet kan wachten totdat de bestuursrechter in de hoofdzaak een beslissing neemt omdat zij dan opnieuw moet gaan rijden voor haar klein rijbewijs. Verzoekster kan dit niet betalen. Daarnaast kan zij zonder rijbewijs geen auto huren in Suriname en in Nederland de auto niet even parkeren. Ook kan zij zich door het verlies van haar rijbewijs niet legitimeren. Verder belandt verzoekster in een sociaal isolement doordat zij geen rijbewijs heeft.
7.2.
De voorzieningenrechter vindt dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is van een spoedeisend belang. Behalve bovenstaande argumenten waarom er wel een spoedeisend belang is in deze zaak, heeft verzoekster namelijk ook verklaard dat zij in Nederland geen auto meer rijdt omdat andere weggebruikers asociaal rijden. Daarnaast heeft het CBR op de zitting toegelicht dat verzoekster, wanneer het CBR heeft kunnen vaststellen dat verzoekster voldoende geschikt is om een auto te besturen, niet nogmaals rijexamen hoeft te doen, zodat zij hiervoor geen kosten hoeft te maken. Hoewel de rechtbank begrijpt dat verzoekster graag snel weer haar rijbewijs wilt, blijkt uit de overige door verzoekster aangevoerde argumenten evenmin een spoedeisend belang. Verzoekster kan zich ook legitimeren door een paspoort of een ID-kaart. Er is verder niet gebleken dat een onomkeerbare situatie dreigt zoals acute financiële nood nu het rijbewijs van verzoekster (nog) niet is verlengd. De conclusie is daarom dat niet is gebleken van een situatie waarin een spoedeisend belang het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Is het besluit evident onrechtmatig?
8. Omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang, kan een voorlopige voorziening alleen nog worden getroffen als het besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het CBR ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is vooralsnog niet gebleken dat zeer ernstig moet worden getwijfeld aan de juistheid van het door het CBR ingenomen standpunt. Het besluit dat in deze procedure ter toetsing aan de voorzieningenrechter voorligt is het besluit van 25 april 2024 waarin het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens het CBR heeft verzoekster namelijk bezwaar gemaakt tegen een voorbereidingshandeling in de zin van artikel 6:3 van de Awb en daar staat geen bezwaar tegen open. Het is de voorzieningenrechter, zonder dit diepgaande te onderzoeken, niet gebleken dat dit besluit evident onrechtmatig is.
Hoe nu verder?
9. De voorzieningenrechter wenst het volgende nog op te merken. Verzoekster is het niet eens met het besluit van het CBR dat zij wordt doorverwezen naar de oogarts. Verzoekster meent dat de brief van 9 augustus 2024 waarin de verwijzing naar de oogarts door het CBR wordt ingetrokken een positief besluit betreft, omdat het besluit van 6 april 2024 daarmee niet meer geldt. Op de zitting heeft het CBR uitgelegd dat die brief van 9 augustus 2024 niet zo moet worden gezien. Die brief is namelijk voortgekomen uit een systeemtechnische stap. Omdat verzoekster geen onderzoek van een oogarts heeft overgelegd, heeft het CBR met het besluit van eveneens 9 augustus 2024 de aanvraag van verzoekster buiten behandeling gesteld. Om de procedure af te sluiten omdat verzoekster kennelijk niet mee wil werken aan een onderzoek naar haar ogen, is daarom ook aan verzoekster de brief verstuurd waarin staat dat zij niet meer naar de oogarts hoeft. Daarnaast heeft het CBR toegelicht dat in een procedure tegen het besluit op de aanvraag van verzoekster aan bod kan komen of de verwijzing naar de oogarts terecht was of niet. Een dergelijk besluit is genomen met het besluit van 9 augustus 2024 waarin het CBR heeft bepaald dat niet kan worden vastgesteld of verzoekster voldoende rijgeschikt is. Op het moment van uitspraak is de bezwaartermijn van dit besluit nog niet verstreken, zodat verzoekster als zij dat wil nog bezwaar kan maken hiertegen.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat zij geen voorlopige voorziening zal treffen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.