ECLI:NL:RBROT:2024:9119

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
ROT 23/1141
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ingebrekestelling omgevingsvergunning voor dakkapel

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn ingebrekestelling door het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee behandeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor het plaatsen van een dakkapel aan zijn woning en stelde dat het college nalatig was in het publiceren van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Het college had de ingebrekestelling afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat er geen rechtsgrond is voor de ingebrekestelling. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit onterecht door de burgemeester is genomen, maar dat het college dit besluit voor zijn rekening heeft genomen, waardoor het gebrek is hersteld. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden, aangezien de bezwaren van eiser niet tot een gegrondverklaring zouden leiden. Eiser krijgt geen gelijk en zijn griffierecht wordt niet teruggegeven, noch krijgt hij een vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1141

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee

(gemachtigde: mr. S.C. van Tuijl-Koese en mr. D.C. Alblas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn ingebrekestelling door het college wegens het nalaten van het college de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel aan [adres] te publiceren.
1.1.
Met het besluit van 26 juli 2022 (hierna: het primaire besluit) heeft het college de ingebrekestelling afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 januari 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het in stand laten van de afwijzing van de ingebrekestelling. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaat de zaak over?
4. Eiser heeft op 25 maart 2022 een aanvraag ingediend voor het realiseren van een dakkapel aan de voorzijde van zijn woning. Op 15 juli 2022 heeft eiser een ingebrekestelling verstuurd, omdat het college volgens eiser niet binnen twee weken de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend heeft gemaakt (artikel 4:20c, eerste lid en artikel 4;20d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)). Het college heeft de ingebrekestelling afgewezen, omdat er volgens het college geen sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Eiser is het hier niet mee eens.
4.1.
De rechtbank heeft bij uitspraak van heden met zaaknummer ROT 22/6060 geoordeeld dat er geen sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Dit brengt met zich mee dat het college de ingebrekestelling terecht heeft afgewezen, omdat er geen sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 4:20d, eerste lid, van de Awb. Eiser voert echter nog een aantal formele gronden aan, die de rechtbank hierna zal behandelen.
Bevoegdheid
5. Eiser stelt dat het primaire besluit onbevoegd door de burgemeester is genomen. Dit is volgens eiser niet voldoende hersteld in bezwaar.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit onterecht door de burgemeester is genomen, omdat het college het bevoegde orgaan is om de gestelde van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend te maken en op de ingebrekestelling te beslissen. Het bestreden besluit is echter wel door het college genomen. Hiermee heeft het college het besluit van de burgemeester voor zijn rekening genomen, zodat het gebrek daarmee is hersteld. Er is dan ook geen aanleiding om het besluit op die grond te vernietigen.
Hoorplicht
6. Eiser stelt dat het college niet kennelijk had mogen afzien van het horen. Dit is in strijd met de hoorplicht (artikel 7:2 van de Awb) en met het zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 van de Awb).
7. Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Awb stelt het college voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord. Op grond van artikel 7:3, aanhef, onder b, van de Awb kan hiervan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. De inhoudelijke discussie of er sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning is reeds besproken op de hoorzitting van 12 september 2022. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat er niet van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend. Aangezien dat ook van doorslaggevende betekenis is voor deze procedure, bestaat daarmee redelijkerwijs geen twijfel dat de bezwaren niet zouden leiden tot een andersluidend besluit. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het college eiser had moeten horen en het besluit in strijd is met de hoorplicht of het zorgvuldigheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V. van Dorst, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Regenboog, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2024.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel 4:20c

Het bestuursorgaan maakt de beschikking bekend binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven.
[…].

Artikel 4:20d

1. Indien het bestuursorgaan de beschikking niet overeenkomstig artikel 4:20c binnen twee weken heeft bekendgemaakt, verbeurt het na een daarop volgende ingebrekestelling door de aanvrager een dwangsom vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling.
[…].

Artikel 7:2

1. Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
[…].

Artikel 7:3

Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
[…],
het bezwaar kennelijk ongegrond is,
[…].

Artikel 7:4

1. Tot tien dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.
[…].