In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Havensteder en twee gedaagden, die gehuwd zijn en sinds 5 april 1995 een woning huren van de eiseres. De zaak is ontstaan na meerdere explosies bij de woning, die hebben geleid tot een noodbevel van de burgemeester tot sluiting van de woning. De burgemeester heeft op 2 juni 2024 opnieuw besloten de woning te sluiten na een derde explosie, wat de eiseres heeft doen besluiten de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Eiseres vordert in deze procedure de ontruiming van de woning door de gedaagden, die niet allemaal zijn verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de sluiting van de woning door de burgemeester voldoende grond biedt voor de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter heeft de belangen van de eiseres, die verantwoordelijk is voor de veiligheid van de omwonenden, afgewogen tegen de belangen van gedaagde sub 2, die stelt dat de situatie niet haar schuld is. De kantonrechter oordeelt dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de situatie en de impact op de leefbaarheid in de buurt. De gedaagden zijn veroordeeld om binnen veertien dagen de woning te ontruimen en de proceskosten te betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.