ECLI:NL:RBROT:2024:9114

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
10/107769-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een havenmedewerker in een cocaïne-invoeraangelegenheid

In de zaak tegen de verdachte, een havenmedewerker, heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de verlengde invoer van 13 kilogram cocaïne, die was aangetroffen in een container op de ECT terminal. De cocaïne was verborgen in dertien pakketten, waarvan een deel in de auto van een medeverdachte werd aangetroffen en het andere deel in een lockerruimte die door de verdachte en zijn collega werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte de cocaïne op het haventerrein had vervoerd of in de lockerruimte had geplaatst. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat de bewijsvoering niet overtuigend genoeg was. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat er geen vingerafdrukken van de verdachte op de pakketten waren aangetroffen en dat de verdachte vanaf het begin ontkende betrokken te zijn geweest bij de invoer van de cocaïne. De rechtbank wees ook de vordering tot gevangenneming van de verdachte af.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer 10/107769-24
Datum uitspraak: 9 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsvrouw mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heft plaatsgevonden op 26 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.M. Kuiper heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • oplegging aan de verdachte van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaren, waarbij het de verdachte verboden wordt zich op te houden in alle Nederlandse havens, met het bevel dat iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 weken (met een maximum van 6 maanden);
  • de gevangenneming van de verdachte te bevelen op de dag van de uitspraak.

4.Waardering bewijs

Feiten
Op 17 maart 2024 is de met bananen beladen container met nummer [containernummer] in de Dominicaanse Republiek geladen op het motorschip [naam schip]. Op 27 maart 2024 is het motorschip aangemeerd bij de terminal van Hutchison Ports ECT Delta te Rotterdam. Op diezelfde dag is de hiervoor genoemde container door douanemedewerkers gecontroleerd en zijn achter het inspectieluik dertien pakketten met cocaïne aangetroffen. Twee andere douanemedewerkers hebben de pakketten vervangen door dummypakketten en met twee plaatsbepalingsapparaten en een monster met cocaïne, afkomstig uit een van de oorspronkelijke pakketten, teruggeplaatst achter het inspectieluik. Op 28 maart 2024 omstreeks 05:15 uur is de container op de kade gelost en in stack 205 geplaatst. Rond 06:19 uur is één van de plaatsbepalingsapparaten in beweging gekomen. Het onderzoeksteam heeft de bewegingen van die plaatsbepalingsapparatuur vergeleken met camerabeelden. Daaruit is de conclusie getrokken dat de plaatsbepalingsapparatuur dezelfde bewegingen maakte als dienstvoertuig [nummer 1] van het bedrijf [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]). Ook is op basis van de camerabeelden en de gegevens uit de GPS blackbox geconcludeerd dat zowel het dienstvoertuig [nummer 1] als het dienstvoertuig [nummer 2] zich in elk geval vlak voor 06:19 uur in of rondom stack 205 bevonden. Op de camerabeelden is te zien dat het dienstvoertuig [nummer 1] omstreeks 06:56 uur stilstaat naast het dienstvoertuig [nummer 2]. Gebleken is dat het dienstvoertuig [nummer 1] door de medeverdachte werd bestuurd en het dienstvoertuig [nummer 2] door de verdachte. De medeverdachte is later vlakbij de uitgang in zijn personenauto aangetroffen met een tas met zes dummypakketten waarop de actieve plaatsbepalingsapparatuur zich bevond. De overige zeven dummypakketten met de andere plaatsbepalingsapparatuur zijn aangetroffen in de lockerruimte van de op het haventerrein aanwezige gebouw 34 van het bedrijf [naam bedrijf], onder de locker van de verdachte. Deze plaatsbepalingsapparatuur heeft alleen passief gegevens gegenereerd waardoor niet bij elke beweging een plaatsbepaling is vastgelegd.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van de teruggeplaatste hoeveelheid cocaïne.
Uit de Signal-gesprekken die zijn aangetroffen op de telefoon van de medeverdachte volgt dat meerdere personen betrokken zijn bij het uithalen van de dummypakketten. Op grond van de gegevens van de plaatsingsapparatuur die op één van de dummypakketten zat in combinatie met de gegevens uit de GPS blackbox behorende bij het dienstvoertuig van de verdachte en camerabeelden kan het niet anders dan dat het de verdachte is geweest die zeven van de dertien dummypakketten uit de container heeft gehaald, deze met zijn dienstvoertuig naar gebouw 34 heeft vervoerd, vervolgens met zijn eigen auto en de dummypakketten naar de uitgang is gereden met de bedoeling de pakketten buiten de terminal te brengen en weer is teruggekeerd naar gebouw 34 om de pakketten nabij zijn locker te plaatsen. De snelheidsgegevens van de plaatsbepalingsapparatuur komen overeen met momenten waarop de verdachte snelheid maakt met zijn voertuig, stil staat met zijn voertuig of wandelt. Bovendien is er vlak na het uithalen van de container contact geweest tussen de verdachte en de medeverdachte.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat met onvoldoende mate van zekerheid uit de gegevens van de passieve plaatsbepalingsapparatuur in samenhang met de gegevens uit de GPS blackbox van het voertuig [nummer 2] en de camerabeelden kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de zeven pakketten heeft vervoerd en in de lockerruimte heeft neergelegd. De plaatsbepalingsapparatuur heeft niet op alle momenten geregistreerd waar het zich bevond en kan dus niet één op één naast de camerabeelden worden gehouden. De gegevens uit de GPS blackbox bevestigen weliswaar dat de verdachte zich in de buurt van stack 205 bevond rond het moment dat zowel de actieve als passieve plaatsbepalingsapparatuur te kennen gaf dat de dummypakketten begonnen te bewegen, maar de verdachte heeft verklaard dat hij bij stack 205 stond ingedeeld en dus reden had zich hier te begeven. Bij haar beoordeling heeft de rechtbank ook betrokken dat niet bekend is of de pakketten in één of twee dienstvoertuigen zijn vervoerd, dat meer medewerkers van [naam bedrijf] op het haventerrein werkzaam waren en toegang tot de lockerruimte hadden en dat ook geen vingerafdrukken van de verdachte op de dummypakketten zijn aangetroffen. De verdachte heeft vanaf het begin af aan ook ontkend iets met het feit te maken te hebben.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte schuldig is aan het medeplegen van de primair tenlastegelegde (verlengde) invoer van cocaïne en evenmin aan de subsidiair tenlastegelegde voorbereiding of bevordering daarvan.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken en het gevorderde bevel tot gevangenneming van de verdachte zal worden afgewezen.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair of subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en P. Uijtdewillegen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, de oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 maart 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 13 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 maart 2024 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- één of meer (organisatie)telefoon(s) voorhanden te hebben, en/of
- één of meer rugtas(sen) voorhanden te hebben, en/of
- met één of meer mededader(s) contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken en/of instructies te geven en/of te ontvangen, en/of
- de (dummy)pakketten uit te halen uit de holle ruimte achter het paneel aan de rechterzijde van de bedieningsunit van de koelmotor van koelcontainer [containernummer] en/of
- de pakketten te vervoeren richting de uitgang van de terminal.