In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers afgewezen. Verzoekers, bestaande uit meerdere personen uit verschillende plaatsen, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning die aan vergunninghoudster is verleend door het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht. Deze vergunning betreft het inrichten van een bouwplaats met keten, containers en parkeerruimte op een specifieke locatie in Zwijndrecht, verleend op 3 juli 2024. Verzoekers hebben op 15 augustus 2024 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor overlast en veiligheidsrisico's door de nabijheid van een basisschool en de verkeersdrukte die de bouwplaats met zich meebrengt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 6 september 2024, waarbij zowel verzoekers als vertegenwoordigers van de verweerder en vergunninghoudster aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekers voldoende spoedeisend belang hebben, maar wijst het verzoek af. Hij oordeelt dat de vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) correct is verleend en dat er geen omgevingsvergunning vereist is voor de tijdelijke inrichting van de bouwplaats. De voorzieningenrechter stelt vast dat de locatie van de bouwplaats functioneel is voor de renovatiewerkzaamheden aan de nabijgelegen woningen en dat de verkeersveiligheid voldoende gewaarborgd is door de genomen maatregelen.
De voorzieningenrechter concludeert dat de bezwaren van verzoekers geen redelijke kans van slagen hebben en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.