ECLI:NL:RBROT:2024:903

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
10785289 CV EXPL 23-29692
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurwoning wegens huurachterstand met betalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Samenwerking Vlaardingen en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres, Woningstichting Samenwerking, heeft de huurder aangeklaagd vanwege een huurachterstand van € 2.218,58, die was ontstaan door persoonlijke omstandigheden van de huurder. De huurder heeft de huurachterstand erkend en verzocht om een betalingsregeling, zodat hij in de woning kan blijven.

De kantonrechter heeft de eis van Samenwerking toegewezen, maar onder voorwaarden mag de huurder in de woning blijven. De rechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand bijna vier maanden bedroeg op het moment van de dagvaarding, en dat de huurder inmiddels weer werk heeft, maar de achterstand verder was opgelopen tot ongeveer vijf maanden. De rechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning toegewezen, met een ontruimingstermijn van 14 dagen na betekening van het vonnis.

Daarnaast is de huurder veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 444,79 per maand tot de ontruiming, en is hij verplicht om de proceskosten van € 1.005,48 te vergoeden. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook al kan de huurder in beroep gaan. De rechter heeft de huurder geadviseerd zich aan te melden voor een hulptraject om zijn financiële situatie te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10785289 CV EXPL 23-29692
datum uitspraak: 9 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Woningstichting Samenwerking Vlaardingen,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder B. van der Heijden,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Samenwerking’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 oktober 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de akte van Samenwerking, met bijlagen.
1.2.
Op 12 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • namens Samenwerking mevrouw [naam01] , consulent incasso, met de heer [naam02] namens de gemachtigde;
  • [gedaagde01] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde01] huurt van Samenwerking de woning aan de [adres01] in Vlaardingen. De huur is nu € 444,79 per maand. Er is een huurachterstand ontstaan. Samenwerking eist betaling van deze achterstand met rente en kosten, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. [gedaagde01] heeft de huurachterstand erkend. Er was sprake van persoonlijke omstandigheden waardoor hij de huur niet meer kon betalen. Hij wil graag in de woning blijven en een betalingsregeling treffen.
De uitkomst
2.2.
De eis van Samenwerking wordt toegewezen, maar [gedaagde01] mag onder voorwaarden wel in de woning blijven. Hierna wordt toegelicht waarom dit de uitkomst is.
Huurachterstand
2.3.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 2.218,58 is. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand januari 2024. [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Samenwerking te betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.4.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
2.5.
De rente wordt toegewezen op de wijze zoals vermeld in de beslissing, omdat Samenwerking genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
Ontbinding huurovereenkomst
2.6.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan. Daarom vraagt Samenwerking de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [1]
2.7.
Toen de dagvaarding werd uitgebracht bedroeg de huurachterstand bijna vier maanden. [gedaagde01] heeft toegelicht dat de huurachterstand is ontstaan doordat hij een periode geen werk had. Inmiddels heeft hij weer werk, maar toch is de huurachterstand verder opgelopen tot ongeveer vijf maanden. In deze omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding de geëiste ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning toe te wijzen, waarbij de ontruimingstermijn wordt bepaald op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
Ontruimingstermijn en gebruiksvergoeding
2.8.
[gedaagde01] moet een gebruiksvergoeding van € 444,79 per maand betalen tot en met de dag waarop hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels als voor het verhogen van de huur (artikel 7:248 BW).
Toezegging Samenwerking
2.9.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] bevestigd dat hij het overzicht kwijt is en dat hij hulp nodig heeft bij zijn financiën. Samenwerking heeft vervolgens uitgelegd dat [gedaagde01] zich kan aanmelden voor het Project Ontruimings Preventie van Samenwerking. Samenwerking heeft toegezegd dat indien [gedaagde01] na aanmelding voor dit traject een concreet en acceptabel voorstel doet tot afbetaling van de huurachterstand en kosten, zij, bij goed nakomen van de voorgestelde regeling én tijdige betaling van de lopende huur niet zal overgaan tot executie van dit vonnis. De kantonrechter adviseert [gedaagde01] daarom zich per omgaande aan te melden voor dit traject en zo spoedig mogelijk, uiterlijk 1 april 2024, een regeling op te stellen en deze voor te leggen aan de gemachtigde van Samenwerking.
Proceskosten
2.10.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Samenwerking tot vandaag vast op € 130,48 aan dagvaardingskosten, € 365,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 204,00) en € 102,00 aan nakosten (½ punt × € 204,00). Dit is totaal € 1.005,48. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Samenwerking te betalen € 2.387,59 (€ 2.218,58 aan huurachterstand tot en met de maand januari 2024, € 160,48 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 8,53 aan verschenen rente) met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag dat aan huurachterstand vanaf de dag van dagvaarding heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan [adres01] in Vlaardingen te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Samenwerking te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] aan Samenwerking te betalen € 444,79 per maand, met de verhoging die is toegestaan, met ingang van de maand februari 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt;
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Samenwerking tot vandaag worden vastgesteld op € 1.005,48;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810