In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 20 augustus 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] besproken. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wilde verlengen voor een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling, die op 20 augustus 2024 plaatsvond, waren de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, terwijl de vader niet verscheen, ondanks correcte oproeping.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht zijn gesteld vanwege zorgen over hun ontwikkeling. Eerder was er een positieve gedragsverandering bij [minderjarige 1], maar recent zijn de zorgen weer toegenomen. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] moet worden verlengd, omdat er nog steeds sprake is van een bedreiging van zijn ontwikkeling. De ouders zijn bereid om samen te werken met de hulpverlening, maar zijn nog niet in staat om zelfstandig de problemen op te lossen.
Voor [minderjarige 2] oordeelt de kinderrechter echter dat de zorgen niet ernstig genoeg zijn om een verlenging van de ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De hulpverlening voor [minderjarige 2] is al goed geregeld en er is geen noodzaak voor een gedwongen kader. De kinderrechter besluit daarom om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen tot 28 augustus 2025, terwijl het verzoek om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] wordt afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.