ECLI:NL:RBROT:2024:8999

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
C/10/681962 / JE RK 24-1398
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen met betrekking tot gedragsproblematiek en gezinsdynamiek

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 20 augustus 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] besproken. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wilde verlengen voor een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling, die op 20 augustus 2024 plaatsvond, waren de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, terwijl de vader niet verscheen, ondanks correcte oproeping.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht zijn gesteld vanwege zorgen over hun ontwikkeling. Eerder was er een positieve gedragsverandering bij [minderjarige 1], maar recent zijn de zorgen weer toegenomen. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] moet worden verlengd, omdat er nog steeds sprake is van een bedreiging van zijn ontwikkeling. De ouders zijn bereid om samen te werken met de hulpverlening, maar zijn nog niet in staat om zelfstandig de problemen op te lossen.

Voor [minderjarige 2] oordeelt de kinderrechter echter dat de zorgen niet ernstig genoeg zijn om een verlenging van de ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De hulpverlening voor [minderjarige 2] is al goed geregeld en er is geen noodzaak voor een gedwongen kader. De kinderrechter besluit daarom om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen tot 28 augustus 2025, terwijl het verzoek om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] wordt afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/681962 / JE RK 24-1398
Datum uitspraak: 20 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2011 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam] ,
[naam 2],
hierna te noemen de vader, wonende in [plaatsnaam] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam 3] en [naam 4] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun ouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 november 2023 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 28 augustus 2024. Daarnaast heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Aan het begin van de ondertoezichtstelling is er een kennismakingsgesprek geweest. Hierna wilde de GI hulpverlening van de Waag inzetten. Destijds was er een gedragsverandering te zien bij [minderjarige 1] , waardoor er geen hulpvraag meer was en de Waag op dat moment niets voor [minderjarige 1] kon betekenen. [minderjarige 1] had minder ruzies met zijn ouders en er waren minder conflicten. De eerder verleende machtiging uithuisplaatsing is mede daarom niet ten uitvoer gelegd.
3.3.
Daarnaast konden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer beter met elkaar overweg en werd [minderjarige 2] minder angstig. De moeder heeft de gehele periode de GI op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Sinds november gaat [minderjarige 1] naar Reload. Hier heeft hij een goede aansluiting met zijn begeleiders. De komende periode wil de GI K&J inzetten. Er wordt bij K&J gekeken naar een passende jeugdwerker voor [minderjarige 1] . Omdat de zorgen opnieuw zijn toegenomen in het gezin, wil de GI de komende periode ook naar het gezinssysteem en de patronen in het gezin kijken. De GI kan hierna tips en handvatten geven. Het is daarom van belang dat de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 2] ook wordt verlengd, omdat hij deel uitmaakt van het systeem. Als er individuele hulpverlening nodig is voor [minderjarige 2] , dan kan dat ook worden ingezet. Mocht individuele hulpverlening niet nodig blijken, dan kan de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 2] eerder worden afgesloten.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder heeft ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] . De moeder vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling voor [minderjarige 2] niet nodig. Aan het begin van de ondertoezichtstelling heeft [minderjarige 1] een positieve groei laten zien en dit heeft hij voor een langere periode volgehouden. Destijds bleek een uithuisplaatsing niet meer nodig. De afgelopen periode is gebleken dat de zorgen over [minderjarige 1] weer zijn toegenomen. [minderjarige 1] ziet de zorgen die de ouders hebben over hem niet in. [minderjarige 1] komt te laat thuis of hij komt helemaal niet thuis. Er is dan geen zicht op wat hij doet. [minderjarige 1] vindt het lastig als hij iets ‘moet’ en zijn vrienden en de maatschappij trekken aan hem. Zijn vriendengroep heeft geen goede invloed op [minderjarige 1] en hij is beïnvloedbaar. Zij blowen en handelen in drugs.
4.2.
Eerder waren er meer ruzies. Nu Reload en de GI betrokken zijn, zijn de ruzies verminderd. Ouders hebben nuttige tips gekregen die helpen om conflicten niet te laten escaleren. [minderjarige 1] gaat naar Reload en heeft een vrijstelling gekregen van leerplicht om aan zichzelf te werken. [minderjarige 1] is aangemeld voor Yes We Can.
Voor wat betreft [minderjarige 2] is een ondertoezichtstelling niet nodig. Hij krijgt wel mee wat er gebeurt met [minderjarige 1] , maar de moeder ziet geen heftige problematiek. [minderjarige 2] gaat naar Yulius. Hier krijgt hij hulpverlening voor zijn autisme, ADHD en zijn angststoornis. Ook gaat [minderjarige 2] naar speciaal onderwijs.

5.De beoordeling

ten aanzien van [minderjarige 1] :
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige 1] nog altijd in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Eerder leek er een positieve gedragsverandering te zijn bij [minderjarige 1] , maar de zorgen over [minderjarige 1] zijn de afgelopen periode weer toegenomen. Zo accepteert [minderjarige 1] het gezag van de ouders niet. [minderjarige 1] komt te laat thuis, en soms helemaal niet en blijft dan meerdere dagen weg. De ouders weten dan niet waar hij is en met wie hij omgaat.
5.3.
De problematiek van [minderjarige 1] staat er voorts aan in de weg dat hij naar een reguliere school gaat. De afgelopen periode gaat [minderjarige 1] weliswaar naar Reload, maar is slechts enkele uren per week.
5.4.
Er wordt gezien dat de ouders bereid zijn mee te werken aan de hulpverlening en een goede samenwerking hebben met de jeugdbeschermer. Het lukt hen echter tot op heden niet om zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] weg te nemen. Het is daarom van belang dat de komende periode de jeugdbeschermer betrokken blijft bij [minderjarige 1] en de ouders. Het is van belang dat de GI naar het gezinssysteem gaat kijken, zodat een patroon kan worden doorbroken. Daarnaast is het van belang dat er voor [minderjarige 1] individuele hulpverlening wordt ingezet, zoals Yes We Can waarvoor hij is ingeschreven, zodat [minderjarige 1] weer aan het reguliere (school)leven kan deelnemen
5.5.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengen voor de duur van een jaar, te weten tot 28 augustus 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Ten aanzien van [minderjarige 2] :
5.6.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.7.
Hoewel er zorgen zijn over [minderjarige 2] , zijn deze niet dermate ernstig dat er kan worden gesproken van een bedreigde ontwikkeling. Weliswaar is er bij [minderjarige 2] sprake van ADHD, autisme en een angststoornis, maar daarvoor wordt al de juiste hulpverlening ingezet. Daarnaast zal [minderjarige 2] na de zomer starten op een nieuwe school voor speciaal onderwijs. Er is geen reden om aan te nemen dat een gedwongen kader nodig is om deze hulpverlening voort te zetten, nu de ouders hiervoor eerder al zelf het initiatief hebben genomen en zich inzetten voor passende ondersteuning en begeleiding voor [minderjarige 2] .
5.8.
De kinderrechter zal daarom het verzoek om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] te verlengen afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot 28 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 3 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.