ECLI:NL:RBROT:2024:8995

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
C/10/682466 / JE RK 24-1516 en C/10/682472 / JE RK 24-1518
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 15 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, te weten [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De zaak werd behandeld in het kader van de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI). De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarigen, [naam 1] (moeder) en [naam 2] (vader), belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen tot aan zijn meerderjarigheid en om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een jeugdhulpaanbieder te verlengen, toegewezen. De kinderrechter heeft ook de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd voor de duur van zes maanden, omdat er zorgen zijn over hun ontwikkeling en de communicatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft benadrukt dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft, gezien de situatie van de kinderen en de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de GI is verzocht om rapportage over de stand van zaken voor de pro forma-datum.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/682466 / JE RK 24-1516 en C/10/682472 / JE RK 24-1518
Datum uitspraak: 15 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2006 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [plaatsnaam] ,
[naam 2],
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de verzoekschriften met bijlagen van de GI van 1 juli 2024;
  • een reactie van de vader op het gezinsplan van 31 juli 2024;
  • een e-mailbericht van de moeder van 11 augustus 2024;
  • een e-mailbericht van de [minderjarige 2] van 11 augustus 2024;
  • een e-mailbericht van de [minderjarige 3] van 11 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- twee vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam 3] en [naam 4] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. Per e-mailbericht heeft de moeder aangegeven de mondelinge behandeling niet te kunnen bijwonen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 2] en [minderjarige 3] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben hierover een e-mailbericht gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] verblijft bij [naam instelling] .
2.3.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij hun moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 augustus 2023 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 25 augustus 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 september 2023 een machtiging verleend [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 augustus 2024.

3.De verzoeken

Ten aanzien van zaaknummer C/10/682466 / JE RK 24-1516:
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen tot aan zijn meerderjarigheid. Ook verzoekt de GI een verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot aan zijn meerderjarigheid. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek over [minderjarige 1] deels gehandhaafd. De GI wijzigt het verzoek in die zin dat wordt verzocht om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot aan zijn meerderjarigheid. Op dit moment verblijft [minderjarige 1] bij [naam instelling] . [minderjarige 1] heeft de afgelopen periode een positieve ontwikkeling laten zien, waardoor hij binnenkort zal doorstromen naar een fase drie woning van Timon. Hij heeft zich aangemeld voor een school en is nog in afwachting van de toelating. De komende periode wil de GI nog betrokken blijven bij [minderjarige 1] om alles in goede banen te kunnen leiden.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/682472 / JE RK 24-1518:
3.3.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaar verklaring bij voorraad.
3.4.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt verder toegelicht. De GI betreurt het dat vanuit de GI afgelopen jaar weinig zicht is gekomen op [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en hun thuissituatie. Wel maakt dat GI zich nog altijd ernstig zorgen over hen. Ondanks dat [minderjarige 1] niet meer thuis woont en er geen conflicten meer zijn tussen [minderjarige 1] en [naam 5] , wil de GI onderzoeken wat voor weerslag deze conflicten hebben gehad op [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Er dient te worden onderzocht hoe het met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gaat en of er extra ondersteuning nodig is. Daarnaast bestaan er nog altijd zorgen over de communicatie tussen de ouders en het contact tussen de vader, [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De komende periode wil de GI het gezin aanmelden bij het Wijkteam om vervolgens structurele hulpverlening in te zetten in de thuissituatie.

4.Het standpunt van de vader

4.1.
De vader heeft ter zitting het volgende aangevoerd. Het is positief dat het beter gaat met [minderjarige 1] en dat hij binnenkort zal doorstromen naar een fase drie woning. De vader maakt zich echter nog altijd zorgen over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Zo heeft [minderjarige 2] veel ruzies op school en heeft zij gevochten in de tram. Daarnaast gaat [minderjarige 2] niet over naar het volgende schooljaar. De moeder heeft een erg drukke baan, waardoor zij minder beschikbaar is voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De vader heeft geen contact met de moeder, omdat zij hier niet voor open staat. Daarnaast heeft de vader geen omgangsmoment met [minderjarige 2] . Hij heeft wel om de twee weken een omgangsmoment met [minderjarige 3] . Het afgelopen jaar is er door de GI voor [minderjarige 1] veel ingezet, maar voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is er niets ingezet.

5.De beoordeling

Ten aanzien van zaaknummer C/10/682466 / JE RK 24-1516:
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
De afgelopen periode heeft [minderjarige 1] een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Omdat hij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, zal hij binnenkort doorstromen van [naam instelling] naar een fase drie woning van Timon te Vlaardingen. Daarnaast heeft [minderjarige 1] zich ingeschreven voor school in deze regio. De aanmelding hiervoor loopt nog. Het is van belang dat deze plaatsing bij Timon kan worden gewaarborgd en daarom is een verlenging van de maatregelen noodzakelijk. De komende periode is het van belang dat de GI betrokken blijft bij [minderjarige 1] , zodat de plaatsing bij de fase drie woning kan worden gewaarborgd.
5.3.
De kinderrechter zal, gelet op al het bovenstaande, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengen tot aan zijn meerderjarigheid, te weten tot [datum] (artikel 1:260, eerste lid, BW). Daarnaast zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen tot aan zijn meerderjarigheid, te weten tot [datum] .
Ten aanzien van zaaknummer C/10/682472 / JE RK 24-1518:
5.4.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.5.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Vorig jaar heeft de Raad een onderzoek verricht naar de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Destijds waren de zorgen tweeledig. Allereerst zag de ontwikkelingsbedreiging in de thuissituatie, omdat sprake was van conflicten tussen [minderjarige 1] en zijn broer [naam 5] . Deze ontwikkelingsbedreiging is weggenomen, omdat [minderjarige 1] uit huis is geplaatst. De andere ontwikkelingsbedreiging is gelegen in de communicatie tussen de ouders en de verstoorde ouderrelatie. Ter zitting is gebleken dat deze ontwikkelingsbedreiging nog altijd aanwezig is. Er is gebleken dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] klem zitten tussen de ouders en geen onbelast contact met de vader kunnen hebben. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zitten in een loyaliteitsconflict. Het afgelopen jaar heeft de GI geen zicht kunnen krijgen op het gezin, omdat hier onvoldoende op is ingezet. Het is onduidelijk hoe het met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gaat, wat maakt dat de zorgen over [minderjarige 2] en [minderjarige 3] nog altijd aanwezig zijn.
5.6.
Nu de ouders tot op heden niet zelfstandig in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] af te wenden en ervoor te zorgen dat zij onbelast contact met hun beide ouders hebben, is hulpverlening in het gedwongen kader nog altijd noodzakelijk. Daarbij acht de kinderrechter het van belang dat zo spoedig als mogelijk zicht komt op de thuissituatie bij de moeder, zodat er passende hulpverlening kan worden ingezet. Daarbij dienen de kinderen niet te worden ingezet in de strijd tussen de ouders. De kinderrechter ziet wel aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een kortere duur dan is verzocht, namelijk voor de duur van zes maanden. De kinderrechter wil op deze manier een vinger aan de pols houden, omdat de GI het afgelopen jaar weinig heeft ingezet.
5.7.
Gelet op al het bovenstaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van zes maanden, te weten tot 25 februari 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW). Het overig verzochte worden aangehouden tot een nader te bepalen datum.
5.8.
De GI wordt verzocht de kinderrechter uiterlijk twee weken voor de pro forma-datum schriftelijk te rapporteren over de actuele stand van zaken en het al dan niet handhaven van het verzoek, met afschrift aan de moeder en de vader.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van zaaknummer C/10/682466 / JE RK 24-1516:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] tot [datum] ;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot [datum] ;
Ten aanzien van zaaknummer C/10/682472 / JE RK 24-1518:
6.3.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] tot 25 februari 2025;
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
En alvorens verder te beslissen:
6.5.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor
1 januari 2024, tegen welke zitting de GI, de vader en de moeder dienen te worden opgeroepen;
6.6.
bepaalt dat de GI en de moeder en de vader op de genoemde pro formadatum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.7.
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024 door mr. J.S. van den Berge, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 2 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.