ECLI:NL:RBROT:2024:8993

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
C/10/683842 / JE RK 24-1741
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg spoeduithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

Op 15 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht betreffende de vervolg spoeduithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders van de minderjarigen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M. de Maaré, zijn belast met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft de beschikking genomen na een mondelinge behandeling met gesloten deuren, waarbij de ouders, hun advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de thuissituatie van de minderjarigen, die sinds 25 juni 2024 op vrijwillige basis bij de grootouders verblijven. De Raad heeft een onderzoek ingesteld en is van mening dat de ouders momenteel niet in staat zijn om een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. De ouders hebben aangegeven dat zij de zorgen van de Raad grotendeels erkennen en zijn voornemens om aan hun problematiek te werken. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen te verlengen tot 5 november 2024, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de stabiliteit en continuïteit voor de minderjarigen gewaarborgd blijven en dat de gecertificeerde instelling zich zal inspannen voor de frequentie en duur van de contactmomenten tussen de ouders en de minderjarigen. De ouders hebben aangegeven open te staan voor hulpverlening en zijn bezig met gezinsbegeleiding. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/683842 / JE RK 24-1741
Datum uitspraak: 15 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een vervolg spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, tezamen te noemen: de ouders, wonende in
[woonplaats] ,
advocaat mr. M. de Maaré te Breda,
[naam 2],
hierna te noemen: de vader, tezamen te noemen: de ouders, wonende in
[woonplaats] ,
advocaat mr. M. de Maaré te Breda.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 5 augustus 2024, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een bericht met bijlage van de advocaat van de moeder van 13 augustus 2024.
1.2.
Op 15 augustus 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten [naam 3] ;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, te weten [naam 4] en [naam 5] .
Er is bijzondere toegang verleend aan een gezinsbegeleider van ASVZ, te weten mw. L. Waardenburg.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in een gezinshuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 augustus 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 5 november 2024. Daarnaast is een machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 september 2024. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van drie maanden, met benoeming van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna: de GI) tot uitvoerder daarvan. Tevens verzoekt de Raad een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinsgerichte accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Er dient nog een beslissing genomen te worden over het resterende deel van het verzoek.
3.2.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad heeft een regulier onderzoek gedaan naar het gezin. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven al langere tijd bij de grootouders vaderszijde (hierna: vz). Nadat het onderzoek was afgerond, zijn de resultaten gedeeld met de ouders. De Raad is van mening dat de ouders op dit moment niet de benodigde stabiliteit en veiligheid aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen bieden en dat zij uithuisgeplaats moeten worden. Zo worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] structureel blootgesteld aan de spanningen tussen de ouders in huis, is er sprake van emotionele onveiligheid en is de hygiëne niet op orde. Intensieve Hulpverlening (hierna: ISH) is reeds betrokken, maar dit heeft niet geleid tot een verbetering in de thuissituatie. De ouders waren het niet eens met de onderzoeksresultaten van de Raad. De vader heeft in dit gesprek zorgelijke uitspraken gedaan en de ouders gaven aan dat niet langer toestemming te geven voor het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op een andere plek. De Raad heeft vervolgens een spoedverzoek gedaan.. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in een gezinshuis geplaatst en inmiddels heeft er een begeleid omgangsmoment plaatsgevonden. De komende periode dienen deze omgangsmomenten verder te worden vormgegeven. Ook dienen de praktische zaken te worden geregeld rondom de echtscheiding van de ouders.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld. Er zijn zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zo laat [minderjarige 1] zelfbepalend gedrag zien en moet hij begrensd worden. Daarnaast worden er positieve ontwikkelingen gezien. De spanning bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is afgenomen en [minderjarige 1] is zindelijk geworden. De GI heeft met de ouders gesproken en is bij de grootouders vz en het gezinshuis langs geweest. Afgelopen maandag heeft er een begeleid bezoek plaatsgevonden en dit is goed verlopen. De GI maakt zich zorgen over [minderjarige 1] voor en na de omgangsmomenten, omdat hij weinig emotie laat zien. Het gezinshuis ziet dat [minderjarige 1] zijn ouders mist op de momenten dat de ouders er niet zijn. Hij uit zijn emoties in het gezinshuis. Er wordt daarnaast een adequate reactie gezien van [minderjarige 2] naar de moeder. De komende periode zal er worden gekeken welke hulpverlening passend is voor de ouders en naar de opbouw van de begeleide omgangsmomenten.
4.2.
Namens de ouders is het volgende ter zitting aangevoerd. De ouders willen liever geen maatregelen, maar realiseren zich dat er iets moet veranderen voor de kinderen. De ouders hebben besloten om uit elkaar te gaan. Zij weten dat zij hun zaken niet binnen vier weken op orde zullen hebben, maar vinden drie maanden te lang. De ouders erkennen de zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De ouders staan open voor de hulpverlening. Inmiddels is gezinsbegeleiding gestart in het gezin. De ouders hopen dat er goede afspraken kunnen worden gemaakt over het contact tussen de ouders en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hier behoefte aan en in het kader van de hechting is het nodig. Daarnaast willen de ouders goede afspraken maken over andere praktische zaken. Inmiddels is gezinsbegeleiding gestart in het gezin.
4.3.
Ter zitting heeft de moeder het volgende aangevoerd. De relatie tussen de moeder en de vader verloopt al jaren niet meer goed. De moeder heeft daarom besloten om de relatie met de vader te beëindigen en een eigen woning te gaan zoeken. Wat betreft de opvoeding liggen de ouders niet op eenzelfde lijn, waardoor de communicatie tussen de ouders stroef verloopt. De moeder wil handelen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De komende periode krijgt de moeder ondersteuning vanuit ASVZ.
4.4.
De vader heeft ter zitting het volgende aangegeven. De vader geeft aan dat er fouten zijn gemaakt, maar staat open voor alle hulpverlening. Op dit moment staat de vader onder behandeling bij Fivoor en krijgt medicatie voorgeschreven. Deze medicatie zorgt ervoor dat de vader zijn emoties beter onder controle kan houden. Ook heeft hij zich ingeschreven voor emotieregulatie therapie en heeft de vader een dagbesteding. De vader wil het beste voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en wil dat er snel een oplossing is.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Er is gebleken dat er ernstige zorgen zijn over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de thuissituatie. Sinds 25 juni 2024 verbleven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vrijwillige basis bij de grootouders vz, in verband met spanningen tussen de ouders en middelengebruik van de moeder. In vervolg hierop is de Raad een onderzoek gestart. De Raad is van mening dat de ouders [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment geen stabiele en veilige opvoedsituatie kunnen bieden. Ten gevolge van forse problematiek van beide ouders en spanningen in de relatiezijn de ouders beperkt emotioneel beschikbaar voor de kinderen. Daarbij kan de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de thuissituatie niet worden gewaarborgd en is de hygiëne niet op orde. In het gesprek met de Raad over de onderzoeksresultaten hebben de ouders vanuit emotie gereageerd. Ter zitting hebben de ouders aangegeven de zorgen van de Raad (grotendeels) te erkennen. Daarbij is naar voren gekomen dat de moeder heeft besloten om de relatie met de vader te beëindigen en op zoek te gaan naar een eigen woning. De ouders zijn voornemens om aan hun problematiek te gaan werken en de situatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verbeteren. Dit zal de komende tijd nog veel energie en tijd van de ouders vergen. Gelet op het bovenstaande kunnen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment nog niet naar huis.
5.3.
Aangezien de grootouders vz hadden aangegeven dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] enkel gedurende het raadsonderzoek bij hen konden verblijven, zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinshuis geplaatst. Het gaat hier goed met hen. Zij komen aan hun ontwikkelingstaken toe en er heeft inmiddels een begeleid omgangsmoment met de ouders plaatsgevonden. Het is van belang dat de stabiliteit en de continuïteit wordt gewaarborgd voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het is dan ook van belang dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hier de komende periode nog verblijven. Er wordt van de GI verwacht dat zij zich de komende periode inspannen voor de frequentie en duur van de contactmomenten tussen de ouders en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Daarnaast dient er te worden gekeken welke hulpverlening passend is voor de ouders.
5.4.
De kinderrechter zal zoals onweersproken de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinsgerichte accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen tot 5 november 2024.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinsgerichte accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 5 november 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024 door mr. J.S. van den Berge, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 2 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.