ECLI:NL:RBROT:2024:8947

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
11153179 CV EXPL 24-14764
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging huurprijswijzigingsbepaling en afwijzing ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en twee gedaagden, die niet hebben gereageerd op de dagvaarding. Havensteder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van een huurachterstand van € 2.922,96. De kantonrechter heeft de eis van Havensteder afgewezen.

De kern van de zaak betreft de huurprijswijzigingsbepaling die door Havensteder was toegepast. De kantonrechter oordeelde dat deze bepaling oneerlijk was, ondanks het feit dat Havensteder de huur niet met het maximale percentage had verhoogd. De rechter stelde vast dat de mogelijkheid om de huur jaarlijks te verhogen, het evenwicht tussen de partijen had verstoord, wat in strijd is met artikel 6:233 van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor werd de huurprijswijzigingsbepaling vernietigd, wat leidde tot het vervallen van alle huurverhogingen.

Aangezien de huurprijswijzigingsbepaling werd vernietigd, kwam de kantonrechter tot de conclusie dat er geen huurachterstand meer was. Dit leidde tot de afwijzing van de vordering van Havensteder. Bovendien werd Havensteder veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van de gedaagden op € 0,- werden vastgesteld, omdat zij niet verschenen waren. De uitspraak benadrukt het belang van eerlijke contractuele bepalingen in huurcontracten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11153179 CV EXPL 24-14764
datum uitspraak: 10 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Wouters Gerechtsdeurwaarders & Incasso’s,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagden,
die niet hebben gereageerd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding die is bezorgd bij [gedaagde 1] , met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 2 juli 2024;
  • de dagvaarding die is bezorgd bij [gedaagde 2] , met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 13 augustus 2024;
  • de akte huurprijswijziging, met een bijlage.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren een woning van Havensteder. Volgens Havensteder hebben zij een huurachterstand van € 2.922,96. Zij eist daarom dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat de huurders de woning moeten ontruimen. Ze wil ook dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld om de huurachterstand te betalen, met rente en buitengerechtelijke kosten.
2.2.
De kantonrechter wijst de eis van Havensteder af. In dit vonnis legt ze dat uit.
De huurprijswijzigingsbepaling wordt vernietigd
2.3.
In de tweede rolbeslissing heeft de kantonrechter voorlopig geoordeeld dat de huurprijswijzingsbepaling oneerlijk is. Havensteder voert aan dat ze de huur niet met meer heeft verhoogd dan redelijk wordt geacht. Dit betekent echt niet dat het beding niet oneerlijk is. Het feit dat Havensteder zichzelf de bevoegdheid heeft gegeven om de huur jaarlijks met een bepaald percentage te verhogen, heeft het evenwicht tussen de partijen al verstoord, ondanks dat zij niet van de maximale mogelijkheden gebruikt heeft gemaakt. [1] Het gaat erom dat zij die mogelijkheid wel had. Omdat de bepaling oneerlijk is, vernietigt de kantonrechter die (artikel 6:233 BW).
De oorspronkelijke huurprijs is blijven gelden
2.4.
Omdat de huurprijswijzigingsbepaling wordt vernietigd, komen alle huurverhogingen te vervallen. Havensteder heeft in haar akte berekend dat er dan geen huurachterstand meer is. De eis van Havensteder is gebaseerd op de stelling dat dit wel zo is. Daarom wordt de eis afgewezen.
Havensteder moet de proceskosten betalen
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van Havensteder, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt die kosten aan de kant van de huurders vast op € 0,- omdat zij niet verschenen zijn.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eis van Havensteder af;
3.2.
veroordeelt Havensteder in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden vastgesteld op € 0,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 21 april 2016, ECLI:EU:C:2016:283, alinea 92-101