In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een voormalig werknemer van Coolblue B.V., en zijn werkgever. [verzoeker] was sinds 5 februari 2018 in dienst als logistiek medewerker, maar meldde zich op 13 november 2022 ziek na een auto-ongeluk. Coolblue heeft hem op 11 april 2024 op staande voet ontslagen, omdat hij zijn re-integratieverplichtingen niet nakwam en onbereikbaar was. [verzoeker] verzocht de rechter om het ontslag te vernietigen en om zijn salaris door te betalen, maar Coolblue verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst indien het ontslag ongeldig zou worden verklaard.
Tijdens de zitting op 22 augustus 2024 was [verzoeker] niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag terecht was gegeven. [verzoeker] had zich onbereikbaar gehouden en had niet gereageerd op meerdere verzoeken van Coolblue om contact op te nemen en zijn re-integratieverplichtingen na te komen. De rechter concludeerde dat Coolblue voldoende inspanningen had geleverd om het ontslag te voorkomen, maar dat [verzoeker] zijn verplichtingen had geschonden.
De kantonrechter wees alle verzoeken van [verzoeker] af en oordeelde dat het ontslag op staande voet geldig was. Ook de verzoeken om een billijke vergoeding en transitievergoeding werden afgewezen, omdat het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker]. Daarnaast werd [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten van Coolblue, die op € 678,- werden vastgesteld. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling onmiddellijk uitgevoerd kon worden, ook als [verzoeker] in hoger beroep zou gaan.