ECLI:NL:RBROT:2024:8892

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
C/10/678781 / FA RK 24-3559
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag over minderjarigen door verzorgende ouder en grootouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2024 een beschikking gegeven betreffende het ouderlijk gezag over twee minderjarigen, geboren uit de vrouw, die alleen belast is met het gezag. De vrouw en haar moeder, de oma van de minderjarigen, hebben gezamenlijk verzocht om het gezag over de minderjarigen te delen. De vrouw heeft psychische problemen en de minderjarigen worden sinds 30 januari 2024 door de oma opgevangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oma in een nauwe persoonlijke relatie tot de minderjarigen staat en dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarigen verwaarloosd zouden worden bij toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat de vrouw en de oma gezamenlijk met het gezag over de minderjarigen worden belast. Tevens is bepaald dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het gezagsregister. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is mondeling gegeven door de kinderrechter en schriftelijk uitgewerkt op 5 september 2024. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de beschikking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team familie
zaaknummer / rekestnummer : C/10/678781 / FA RK 24-3559
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak op 2 september 2024 betreffende het ouderlijk gezag
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
en
[oma moederszijde], hierna: de oma moederszijde (m.z.),
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw en de oma m.z., ingekomen op 08 mei 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 september 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de oma m.z., bijgestaan door hun advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [persoon A] .
De vrouw is niet verschenen.
1.3.
De oudste minderjarige, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Hij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Uit de vrouw zijn geboren de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats] .
2.2.
De vrouw is van rechtswege alleen belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.3.
De minderjarigen worden vanaf 30 januari 2024 opgevangen door de oma m.z.
2.4.
Op 18 december 2023 heeft de vrouw een verklaring opgesteld, waarbij zij onder andere de wens uit dat oma m.z. (haar moeder) mede met het gezag over de minderjarigen wordt belast. De oma m.z. heeft deze verklaring mede ondertekend.

3.De beoordeling

3.1.
Gezag
3.1.1.
De vrouw en de oma m.z. verzoeken hen gezamenlijk te belasten met het gezag over de minderjarigen.
3.1.2.
Op grond van lid 1 van artikel 1:253t BW kan de rechtbank, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
Op grond van lid 2 van genoemd artikel wordt, als het kind ook in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, het verzoek slechts worden toegewezen indien:
de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag over het kind belast is geweest.
Het verzoek wordt, op grond van lid 3 van voormeld artikel, afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van de andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
3.1.3.
De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen en de minderjarigen staan niet in familierechtelijke betrekking tot een andere ouder. De oma m.z. staat in een nauwe persoonlijke betrekking tot de minderjarigen.
3.1.4.
De oma m.z. is sedert de geboorte van de minderjarigen al bij hen betrokken en de laatste jaren heel intensief. Vanwege een opname van de vrouw op 4 februari 2024, voor de duur van zes weken, in de psychiatrische zorginstelling te Poortugaal wegens psychoses verblijven de minderjarigen sinds 30 januari 2024 bij de oma m.z. Op dit moment wordt de vrouw behandeld bij Antes en verblijft zij bij haar zus (ook een dochter van oma m.z.).
3.1.5.
De oma m.z. heeft ook contact met de scholen van de minderjarigen en heeft daarbij ook contact bij alle instanties die de vrouw begeleiden. De oma m.z. heeft een stevig netwerk, de minderjarigen zijn vertrouwd met en bij haar en zij verricht activiteiten met de minderjarigen tijdens hun vrije tijd. Ook het wijkteam en Veilig Thuis zijn volgens de vrouw en de oma m.z. positief over de situatie van de minderjarigen bij de grootmoeder m.z.
3.1.6.
De rechtbank is, met de raad, van oordeel dat niet is gebleken dat er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van de minderjarigen zouden worden verwaarloosd. Het verzoek wordt daarom toegewezen. De rechtbank bepaalt daarbij dat hiervan aantekening zal worden gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare register (het gezagsregister).
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
belast de vrouw en de oma m.z., gezamenlijk met het gezag over de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats] ;
4.2.
bepaalt dat van deze beslissing, zodra deze in kracht van gewijsde is gegaan, aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is op 2 september 2024 mondeling gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier en op 5 september 2024 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.