ECLI:NL:RBROT:2024:888

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
83/236567-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in zaak van accijnsfraude en valsheid in geschrift

In de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], heeft de rechtbank Rotterdam op 30 januari 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het plegen van accijnsfraude en valsheid in geschrift. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verklaringen van medeverdachten en de bewijsstukken kritisch beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist dat de goederen niet in de heffing waren betrokken en dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de vereisten voor het aannemen van schuld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/236567-20
Datum uitspraak: 30 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01],
raadsman mr. R.A. Bruinsma, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 29 en 30 november 2023, 6, 7 en 11 december 2023 en 30 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzittingen van 6 en 7 december 2023 overeenkomstig de vorderingen van de officieren van justitie mrs. F.B.W. Groendijk en V.A.M.G. van de Bilt (hierna: de officier van justitie) is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde leidinggeven of bestuurder zijn van een criminele organisatie;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete van € 29.166,89, te vervangen door 180 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte onderdeel was van een criminele organisatie, gericht op het plegen van accijnsfraude en valsheid in geschrift. De verdachte is binnen die organisatie opgetreden als commissionair, door te zorgen voor een betrouwbare eindafnemer, in de persoon van de medeverdachte [medeverdachte01] . Hij heeft voor zijn aandeel commissie ontvangen over tenminste 664.357 liter onveraccijnsde smeerolie, die als veraccijnsde gasolie/diesel door [bedrijf01] aan [medeverdachte rechtspersoon01] (hierna: [medeverdachte rechtspersoon01] ) werd gefactureerd en geleverd. Daarnaast heeft hij gedeeld in de winst. Dit blijkt uit het door de medeverdachte [medeverdachte02] opgemaakte overzicht, waarop de verdachte volgens [medeverdachte02] voorkwam onder de codenaam “[codenaam01]”. Volgens [medeverdachte02] wist de verdachte wat de groep deed en was hij af en toe ook aanwezig bij besprekingen van de groep in Dordrecht. De verdachte wist dat de omschrijving “autogasolie” op de facturen van [bedrijf01] onjuist was. Desondanks vermeldde hij op zijn eigen facturen aan [bedrijf01] de onvolledige omschrijving “olie”, waardoor deze facturen niet kunnen dienen als basis voor controle op belastingheffing.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
4.3.
Beoordeling
De verdachte wordt onder meer verweten het in de periode van 1 april 2015 tot en met 30 september 2016 samen met anderen plegen van accijnsfraude (feit 2). Voor het opzettelijk voorhanden hebben van onveraccijnsde goederen moet onder meer vaststaan dat de verdachte wist dat die goederen niet in de heffing waren of zouden worden betrokken.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de herkomst van de door [bedrijf01] aan [medeverdachte rechtspersoon01] geleverde gasolie/diesel en dat daarover geen accijns was afgedragen. Slechts de medeverdachte [medeverdachte02] heeft verklaard dat de verdachte “wel een beetje wist hoe zij het deden” en daarom soms aanwezig mocht zijn bij besprekingen van de groep in Dordrecht. Dat het de verdachte is die wordt aangeduid met de codenaam “[codenaam01]” op het overzicht van [medeverdachte02] en dat hij deelde in de winst, volgt eveneens alleen uit de verklaring van [medeverdachte02] . Dat de verdachte een Braziliaanse partner heeft, levert daarvoor onvoldoende extra onderbouwing. De overige bewijsmiddelen bieden geen steun voor de conclusie dat de verdachte opzet heeft gehad op het plegen van accijnsfraude, ook niet in voorwaardelijke zin. Op grond van het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering geldt dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Dit leidt tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan accijnsfraude dan wel daaraan opzettelijk medeplichtig is geweest (feit 2) of zich heeft schuldig gemaakt aan deelname aan een organisatie, die tot oogmerk heeft het plegen van accijnsfraude en valsheid in geschrift (feit 1).
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat, nog daargelaten de vraag of het in het kader van de verplichting ingevolge artikel 34c van de Wet op de omzetbelasting relevant is dat de verdachte op deze commissiefacturen niet de term “dieselolie” maar de term “olie” heeft vermeld, gelet op het hiervoor overwogene niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte opzet had, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op het verstrekken van onvolledige commissiefacturen aan [bedrijf01] door daarop de term “olie” te vermelden.
4.4.
Conclusie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. K. Aagaard en S.T.C.J.M. de Jongh, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 januari 2024.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 april 2015 tot en met 31 september 2016 te Amsterdam en/of Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of Bergschenhoek, gemeente Lansingerland en/of Westmaas, gemeente Binnenmaas en/of
Papendrecht en/of Schiedam en/of Vlaardingen en/of Leiden en/of Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon en/of Breda en/of Hemiksem en/of Gent en/of
elders in Nederland en/of België,
als leider en/of bestuurder heeft deelgenomen, althans heeft deelgenomen, aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en/of [medeverdachte01] en/of [medeverdachte rechtspersoon01] en/of [medeverdachte rechtspersoon02] en/of [medeverdachte03] en/of [medeverdachte04] en/of [medeverdachte05] en/of [medeverdachte02] en/of [bedrijf02] en/of [medeverdachte06] en/of [medeverdachte07] en/of [medeverdachte08] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
==accijnsfraude (art. 5 jo. art. 97 Wet op de Accijns) en/of
==valsheid in geschrift (art. 225 lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 april 2015 tot en met 31 september 2016 te Amsterdam en/of Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of
Bergschenhoek, gemeente Lansingerland en/of Westmaas, gemeente Binnenmaas en/of Papendrecht en/of Schiedam en/of Vlaardingen en/of Leiden en/of Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon, en/of Breda en/of elders in Nederland en/of België
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk (een) accijnsgoed(eren), te weten 664.357 liter, althans een hoeveelheid,
Lubriform en/of
lubricant oil Hantlom (GN-code 2710) en/of
lubricant oil Kayla (GN-code 2710) en/of
Hantsynth (GN-code 3403),
zijnde minerale oliën (als bedoeld in artikel 25 lid 1 ahf/ond b en g van de Wet op de Accijns) die bestemd zijn voor gebruik en/of worden aangeboden voor verkoop en/of worden gebruikt als motorbrandstof en/of additief en/of als vulstof in motorbrandstof
heeft/hebben vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed(eren) als zodanig is aangewezen
en/of
voorhanden heeft/hebben gehad terwijl dat/die goed(eren) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing is betrokken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte03] en/of [medeverdachte04] en/of [bedrijf03] en/of of [bedrijf04] [bedrijf05] en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte05] (h.o.d.n. [bedrijf01] en/of [bedrijf06] ) en/of [medeverdachte01] en/of [naam01] en/of [medeverdachte rechtspersoon01] en/of [medeverdachte rechtspersoon02]
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 april 2015 tot en met 31 september 2016 te Amsterdam en/of Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of Bergschenhoek, gemeente Lansingerland en/of Westmaas, gemeente Binnenmaas en/of Papendrecht en/of Schiedam en/of Vlaardingen en/of Leiden en/of Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon, en/of Breda en/of elders in Nederland en/of België
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk (een) accijnsgoed(eren),
te weten 664.357 liter, althans een hoeveelheid,
Lubriform en/of
lubricant oil Hantlom (GN-code 2710) en/of
lubricant oil Kayla (GN-code 2710) en/of
Hantsynth (GN-code 3403),
zijnde minerale oliën (als bedoeld in artikel 25 lid 1 ahf/ond b en g van de Wet op de Accijns) die bestemd zijn voor gebruik en/of worden aangeboden voor verkoop en/of worden gebruikt als motorbrandstof en/of additief en/of als vulstof in motorbrandstof
heeft/hebben vervaardigd buiten een accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed(eren) als zodanig is aangewezen en/of voorhanden heeft/hebben gehad
terwijl dat/die goed(eren) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing is betrokken tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 april 2015 tot en met 31 september 2016 te Amsterdam en/of Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of Bergschenhoek, gemeente Lansingerland en/of Westmaas, gemeente Binnenmaas, en/of Papendrecht en/of Schiedam en/of Vlaardingen en/of Leiden en/of Nieuwe Niedorp, gemeente Hollands Kroon en/of Breda en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk de gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heef/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders
toen en daar werkzaamheden verricht als vertegenwoordiger/verkoopcommissionair van [medeverdachte05] (h.o.d.n. [bedrijf01] en/of [bedrijf06] )
en/of
namens [medeverdachte05] (h.o.d.n. [bedrijf01] en/of [bedrijf06] ) onveraccijnsde minerale oliën (als bedoeld in artikel 25 lid 1 ahf/ond b en g van de Wet op de Accijns) die bestemd zijn voor gebruik en/of worden aangeboden voor verkoop en/of worden gebruikt als motorbrandstof en/of additief en/of als vulstof in motorbrandstof aangeboden voor de verkoop aan (automobielbedrijf) [medeverdachte rechtspersoon01] en/of [medeverdachte rechtspersoon02] en/of [medeverdachte01] en/of [naam01] en/of [medeverdachte03] en/of [medeverdachte04] en/of [bedrijf03] en/of of [bedrijf04]
en/of
[medeverdachte05] (h.o.d.n. [bedrijf01] en/of [bedrijf06] ) en/of [medeverdachte01] en/of [medeverdachte09] [medeverdachte10] en/of (automobielbedrijf) [medeverdachte rechtspersoon01] en/of [medeverdachte rechtspersoon02] met elkaar in contact gebracht voor de verkoop en/of levering van onveraccijnsde minerale oliën (als bedoeld in artikel 25 lid 1 ahf/ond b en g van de Wet op de Accijns) die bestemd zijn voor gebruik en/of worden aangeboden voor verkoop en/of worden gebruikt als motorbrandstof en/of additief en/of als vulstof in motorbrandstof;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 27 mei 2015 tot en met 5 augustus 2015 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, en/of Papendrecht en/of Leiden en/of
elders in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
als ondernemer die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het uitreiken van
een factuur en/of nota (te weten de verplichting ingevolge art. 34c Wet op de omzetbelasting 1968) ter zake van één of meer goederenleveringen en/of verrichtte diensten die hij heeft verricht voor (een) andere ondernemer en/of andere(n) dan ondernemer(s),
(telkens) opzettelijk één of meer onjuiste en/of onvolledige factu(u)r(en) en/of nota’s heeft verstrekt aan [medeverdachte05] (h.o.d.n. [bedrijf01] en/of [bedrijf06] ),
met betrekking tot verkopen van minerale oliën (Lubriform en/of lubricant oil Hantlom (GN-code 2710) en/of lubricant oil Kayla (GN-code 2710) en/of Hantsynth (GN-code 3403)) die bestemd zijn voor gebruik en/of worden aangeboden voor verkoop en/of worden gebruikt als motorbrandstof en/of additief en/of als vulstof in motorbrandstof voor [medeverdachte05] (h.o.d.n. [bedrijf01] en/of [bedrijf06] ) op
27 mei 2015 (DOC-090-1) en/of
24 juli 2015 (DOC-090-2) en/of
24 juli 2015 (DOC-090-3) en/of
5 augustus 2015 (DOC-090-4)
immers staat op deze factu(u)r(en) (telkens) een onjuiste en/of onvolledige aard van de/het geleverde goed(eren) en/of verrichtte dienst(en), omdat (telkens) staat vermeld
– zakelijk weergegeven –
dat deze factu(u)r(en) betrekking heeft/hebben op verko(o)p(en) olie
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat er te weinig belasting werd geheven.