ECLI:NL:RBROT:2024:8858

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
11265823
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiebeding en de mogelijkheid tot indiensttreding bij een concurrent

In deze zaak heeft eiser, die per 1 september 2024 bij Van Lindenberg Ingredients B.V. (VLI) in dienst wil treden, een kort geding aangespannen tegen zijn voormalige werkgever, gedaagde. Gedaagde stelt dat het concurrentiebeding, dat eiser verbiedt om bij een concurrerend bedrijf te werken, van toepassing is en dat eiser een hoge boete zal moeten betalen als hij deze overeenkomst overtreedt. Eiser vraagt de voorzieningenrechter om het concurrentiebeding te schorsen, zodat hij bij VLI kan beginnen. De voorzieningenrechter heeft echter besloten het concurrentiebeding niet te schorsen.

De procedure begon met een dagvaarding op 20 augustus 2024, gevolgd door een zitting op 28 augustus 2024. Eiser heeft zijn arbeidsovereenkomst met gedaagde opgezegd per 1 juni 2024 en heeft gesolliciteerd bij VLI, waar hij een functie als International Sales Manager kan aanvaarden. Gedaagde heeft echter bezwaar gemaakt, omdat VLI onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding valt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het concurrentiebeding een ruime werkingssfeer heeft en dat gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser over concurrentiegevoelige informatie beschikt die hij mogelijk meeneemt naar VLI.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de belangen van gedaagde zwaarder wegen dan die van eiser. Eiser heeft weliswaar een positieverbetering in het vooruitzicht, maar dit is niet voldoende om het concurrentiebeding te schorsen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 976,-. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.C. Halk.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11265823 VV EXPL 24-69
datum uitspraak: 29 augustus 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,
wonend te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. L.D. Braakhuis,
tegen
[gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.P.M. van Zijl.
De partijen worden eiser en gedaagde genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 augustus 2024 met bijlagen,
  • de brief met bijlagen van 26 augustus 2024 van mr. Van Zijl,
  • de e-mail met bijlage van 26 augustus 2024 namens mr. Braakhuis.
1.2.
Op 28 augustus 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken in het gerechtsgebouw te Dordrecht. Partijen waren daarbij aanwezig met hun gemachtigden. Mr. Van Zijl heeft pleitaantekeningen overgelegd.

2.De samenvatting van de zaak

Eiser wil per 1 september 2024 gaan werken bij Van Lindenberg Ingredients B.V. (verder VLI). Gedaagde is zijn voormalig werkgeefster en wil dit voorkomen. Zij meent dat het concurrentiebeding eiser verbiedt om deze baan te accepteren, zodat eiser een hoge boete verschuldigd zal zijn als hij bij VLI gaat werken. Eiser wil in deze procedure zekerheid krijgen of hij bij VLI in dienst mag treden en vraagt om het concurrentiebeding te schorsen. De voorzieningenrechter schorst het concurrentiebeding niet. Hieronder wordt deze beslissing toegelicht.

3.Wat is er gebeurd?

3.1.
Op 1 februari 2022 is de op 3 maart 1994 geboren eiser als Junior Trader in dienst getreden bij gedaagde. Gedaagde handelt wereldwijd in zuivelproducten.
3.2.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst staat een concurrentiebeding. [1] Het relevante deel van dit beding luidt als volgt:
(…) is het de werknemer verboden om binnen een tijdvak van twaalf maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, ongeacht de wijze waarop en de redenen waarom het dienstverband tot een einde is gekomen, tegen vergoeding of om niet in enigerlei vorm werkzaam te zijn bij een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgever (…)Als eiser dit verbod overtreedt, moet hij gedaagde een boete betalen van € 10.000,- en € 500,- per dag die de overtreding voortduurt. [2]
3.3.
Eiser heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 juni 2024. Daarna heeft hij gesolliciteerd bij VLI, waar hij per 1 september 2024 in dienst kan treden als International Sales Manager. Ook VLI houdt zich bezig met de wereldwijde handel in zuivelproducten. Gedaagde heeft eiser laten weten dat werken bij VLI schending van het concurrentiebeding oplevert. [3]
3.4.
Eiser vordert dat de werking van het concurrentiebeding en het boetebeding worden geschorst danwel gematigd, zodat het eiser toegestaan zal zijn om per 1 september 2024 bij VLI te gaan werken.

4.De beoordeling

Eiser heeft een spoedeisend belang
4.1.
Op 1 september 2024 wil eiser bij VLI gaan werken, dus hij heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering.
Een kort geding geeft geen zekerheid
4.2.
In kort geding is geen plaats voor het vastleggen van rechtsverhoudingen. Omdat het gaat om een spoedeisende voorziening moet de voorzieningenrechter een inschatting maken van het oordeel dat eventueel later van een bodemrechter gevraagd zal worden. Het is mogelijk dat partijen in een bodemprocedure worden geconfronteerd met een ander oordeel dan in deze procedure, met alle gevolgen van dien.
VLI valt onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding
4.3.
Het concurrentiebeding heeft een ruime werkingssfeer. Alle bedrijven die gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan gedaagde vallen daar namelijk onder. Het is niet in geschil dat gedaagde en VLI allebei wereldwijd in zuivelproducten handelen en dat VLI daarmee onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding valt. Partijen verschillen wel van mening over de mate waarin VLI een (directe) concurrent van gedaagde is. Die vraag komt hierna aan de orde bij de belangenafweging.
Het concurrentiebeding beperkt eiser niet onredelijk
4.4.
Dan is het de vraag of het aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding (gedeeltelijk) zou vernietigen op de wijze zoals eiser voor ogen staat: vernietiging van het concurrentiebeding zodat hij per 1 september 2024 in dienst kan treden bij VLI. Daarvoor is van belang of eiser, in verhouding tot het te beschermen belang van gedaagde, door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld (artikel 7:653 lid 3 sub b BW).
4.5.
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever te beschermen. Het gaat daarbij om de bescherming van bedrijfsgeheimen en andere concurrentiegevoelige informatie. Van een aantasting van het bedrijfsdebiet kan sprake zijn als de nieuwe werkgever voordeel geniet, omdat de werknemer essentiële relevante, commerciële en/of technische informatie of kennis van unieke werkprocesessen en strategieën van de oude werkgever meeneemt en deze nieuwe informatie leidt tot een concurrentievoordeel dat de nieuwe werkgever anders niet zou hebben gehad.
4.6.
Gedaagde heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zes producten verhandelt die VLI ook verhandelt. Dat blijkt uit de websites van beide bedrijven en eiser heeft dat onvoldoende betwist. Ook is het voldoende aannemelijk geworden dat beide bedrijven zowel in de levensmiddelenindustrie (food) als de veevoederindustrie (feed) actief zijn. Niet in geschil is dat gedaagde actief is in de levensmiddelenindustrie en LVI in de veevoederindustrie. Dat gedaagde ook actief is in de veevoederindustrie onderbouwt zij met het certificaat “GMP+ Feed Certification scheme” en twee recente transacties van veevoederproducten. Dat VLI ook actief is in de levensmiddelenindustrie blijkt in ieder geval uit haar website. Daarom heeft gedaagde er bij belang dat haar strategieën met betrekking tot de zuivelhandel niet bij VLI terecht komen.
4.7.
Gedaagde heeft ook voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser over concurrentiegevoelige informatie beschikt. Dat heeft gedaagde gedaan door meerdere concrete voorbeelden te geven van klanten aan wie zij specifieke zuivelproducten verkoopt, waarvan eiser volgens haar op de hoogte is. Eiser zou volgens gedaagde bovendien beschikken over alle technische productkennis van alle leveranciers en klanten van gedaagde, evenals hun inkoop-, verkoop- en productiestrategieën, omdat alle traders bij gedaagde elkaar informatie uitwisselen, eiser toegang had tot een Excelbestand waarin deze informatie staat en hij tweemaal per week een commercieel overleg bijwoonde waar alle klantinformatie openlijk werd gedeeld. Daarnaast wijst gedaagde erop dat zij een unieke strategie heeft ontwikkeld om zich te beschermen tegen extreme prijsfluctuaties en dat eiser ook over die kennis beschikt. Eiser betwist dit alles. Hij stelt dat de kennis die hij heeft opgedaan bij gedaagde gewoon op internet te vinden is. Hij heeft echter geen vindplaatsen genoemd en gedaagde heeft haar standpunt onderbouwd met uitdraaien uit haar CRM-systeem, waaruit de transacties die eiser in Europa heeft gesloten blijken.
4.8.
Hoewel het er op lijkt dat eiser inhoudelijk een andere functie is aangeboden door VLI, waarin hij zich zal bezighouden met de verkoop van producten voor de veevoederindustrie in Europa in plaats van inkoop van producten voor de levensmiddelenindustrie in Azië (zoals hij hoofdzakelijk deed bij gedaagde), wijst gedaagde er terecht op dat dat niet maakt dat de concurrentiegevoelige informatie waarover eiser vermoedelijk beschikt, niet bij VLI terecht kan komen. De voorzieningenrechter begrijpt dat eiser dit een kwestie van vertrouwen vindt, ook in het licht van het relatie- en geheimhoudingsbeding die in zijn arbeidsovereenkomst staan, maar juist omdat eiser een forse salarisverhoging zal krijgen bij VLI, vreest gedaagde terecht dat VLI gebruik zal willen maken van de kennis die eiser heeft opgedaan over de werkwijze van gedaagde en dat zou haar bedrijfsdebiet kunnen aantasten. Gedaagde heeft dus een zwaarwegend belang bij handhaving van het concurrentiebeding.
4.9.
Tegenover het voldoende aannemelijk gemaakte belang van gedaagde staan de belangen van eiser. In dat verband stelt eiser dat hij is aangewezen op een baan in de zuivelhandel, omdat hij zijn master niet heeft afgerond en alleen werkervaring heeft in deze markt. Hoewel het voorstelbaar is dat eiser gelet op zijn werkervaring gemakkelijker in de zuivelhandel een nieuwe baan zal vinden, is dat tegelijkertijd het pijnpunt dat heeft geleid tot deze procedure. Bovendien is de zuivelhandel volgens eiser zelf juist geen nichemarkt en gaat het om de handel in grondstoffen. Eiser heeft desondanks niet uitgelegd waarom hij in een andere grondstoffenmarkt geen baan zou kunnen vinden. Verder voert eiser aan dat sprake is van een positieverbetering, omdat hij bij VLI 40% meer zal verdienen dan hij deed bij gedaagde. Dat is inderdaad een aanzienlijke positieverbetering, maar roept tegelijkertijd vraagtekens op over de motieven van VLI om een dergelijk hoog salaris aan eiser aan te bieden. Eiser voert ook aan dat zijn woon-werkverkeer wordt beperkt van vijf naar twee uur per dag en dat hij meer thuis kan werken. Dat eiser daarbij belang heeft is wel duidelijk, ook gelet op de mantelzorg voor zijn grootouders, maar dit legt onvoldoende gewicht in de schaal.
Eiser moet de proceskosten betalen
4.10.
Eiser moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). Dat betekent dat hij de eigen kosten niet vergoed krijgt en de kosten van de ander moet betalen. De kosten aan de kant van gedaagde worden tot vandaag begroot op € 841,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 976,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt eiser in de proceskosten, die aan de kant van gedaagde worden begroot op € 976,-;
5.3.
verklaart onderdeel 5.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
49039

Voetnoten

1.Dagvaarding bijlage 2, artikel 18.
2.Dagvaarding bijlage 2, artikel 21.
3.Dagvaarding bijlage 5: lijst van bedrijven die volgens gedaagde onder het concurrentiebeding vallen.