In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen Lakeman auto’s Almere B.V. en [persoon A] met betrekking tot een huurkoopovereenkomst voor een oprijwagen. De procedure begon met een tussenvonnis op 16 februari 2024, waarin de kantonrechter al een deel van het geschil had beoordeeld. [persoon A] had de stelling ingenomen dat hij eigenaar was geworden van de oprijwagen, terwijl Lakeman betwistte dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat [persoon A] inderdaad aan zijn verplichtingen had voldaan en dat hij eigenaar was geworden van de oprijwagen. Lakeman had onrechtmatig gehandeld door de oprijwagen op te halen met een reservesleutel, wat een inbreuk op het eigenaarsrecht van [persoon A] vormde. De kantonrechter oordeelde dat Lakeman de schade die [persoon A] had geleden als gevolg van deze onrechtmatige daad moest vergoeden. De schade werd vastgesteld op € 6.950,-, en daarnaast werd Lakeman veroordeeld tot betaling van € 9.150,- aan [persoon A] voor een eerdere eis die al was afgewezen. De proceskosten werden ook aan Lakeman opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.