ECLI:NL:RBROT:2024:8857

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
10546537
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding in huurkoopovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen Lakeman auto’s Almere B.V. en [persoon A] met betrekking tot een huurkoopovereenkomst voor een oprijwagen. De procedure begon met een tussenvonnis op 16 februari 2024, waarin de kantonrechter al een deel van het geschil had beoordeeld. [persoon A] had de stelling ingenomen dat hij eigenaar was geworden van de oprijwagen, terwijl Lakeman betwistte dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat [persoon A] inderdaad aan zijn verplichtingen had voldaan en dat hij eigenaar was geworden van de oprijwagen. Lakeman had onrechtmatig gehandeld door de oprijwagen op te halen met een reservesleutel, wat een inbreuk op het eigenaarsrecht van [persoon A] vormde. De kantonrechter oordeelde dat Lakeman de schade die [persoon A] had geleden als gevolg van deze onrechtmatige daad moest vergoeden. De schade werd vastgesteld op € 6.950,-, en daarnaast werd Lakeman veroordeeld tot betaling van € 9.150,- aan [persoon A] voor een eerdere eis die al was afgewezen. De proceskosten werden ook aan Lakeman opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10546537 CV EXPL 23-16319
datum uitspraak: 13 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Lakeman auto’s Almere B.V.,
vestigingsplaats: Almere,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. H.R. Yücesan (voorheen LikiFin),
tegen
[persoon A],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.B. Maliepaard.
De partijen worden hierna ‘Lakeman’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 16 februari 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte overleggen producties van [persoon A] voor de rolzitting van 14 maart 2024, met bijlagen;
  • de akte uitlaten met vermeerdering van eis van Lakeman voor de rolzitting van 16 mei 2024, met bijlagen;
  • de brief van [persoon A] van 14 mei 2024;
  • de brief van Lakeman van 14 mei 2024;
  • de brief van [persoon A] van 7 augustus 2024;
  • de brief van Lakeman van 8 augustus 2024;
  • de akte van [persoon A] van 9 augustus 2024;
  • de brief van Lakeman van 12 augustus 2024, met bijlagen;
  • de e-mail van de griffier van 13 augustus 2024.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak om twee huurkoopovereenkomsten die [persoon A] met Lakeman heeft gesloten. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter het geschil over de Opel Meriva al helemaal beoordeeld. In reconventie is [persoon A] in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn stelling dat hij eigenaar is geworden van de oprijwagen.
2.2.
Om aan deze bewijsopdracht te voldoen, heeft [persoon A] aanvullende producties overgelegd. Lakeman heeft daarop gereageerd, aanvullende producties in het geding gebracht en haar eis vermeerderd. Daarna is per abuis direct een nieuwe mondelinge behandeling gepland vanwege een rechterswissel, terwijl aan partijen de gelegenheid had moeten worden geboden om een nieuwe mondelinge behandeling te vragen. Na het bezwaar van [persoon A] heeft de kantonrechter besloten om de nieuwe mondelinge behandeling niet door te laten gaan, omdat in het tussenvonnis al vergaand was beslist op de geschilpunten die tijdens de mondelinge behandeling van 19 januari 2024 ter sprake zijn gekomen. De kantonrechter heeft partijen gelijktijdig bericht dat de eisvermeerdering van Lakeman buiten beschouwing blijft vanwege strijdigheid met de goede procesorde. In aanvulling daarop en om dezelfde reden geldt dat de kantonrechter ook de brief van 12 augustus 2024 met aanvullende producties van Lakeman en de daaropvolgende akte van [persoon A] buiten beschouwing laat. De vraag of [persoon A] is geslaagd in zijn bewijsopdracht, beoordeelt de kantonrechter dus alleen op de eerste aktes van [persoon A] en Lakeman.
[persoon A] is geen consument
2.3.
De kantonrechter stelt voorop dat met betrekking tot de oprijwagen sprake is van een zakelijke huurkoopovereenkomst en [persoon A] dus niet aangemerkt kan worden als consument.
[persoon A] is geslaagd in zijn bewijsopdracht
2.4.
In de huurkoopovereenkomst voor de oprijwagen staat dat [persoon A] € 3.000,- heeft aanbetaald en de resterende huurkoopsom € 5.200,- is. De resterende huurkoopsom moest [persoon A] telkens voor het eerste van de maand betalen in achttien termijnen. Artikel 7 van de huurkoopovereenkomst bepaalt dat [persoon A] eigenaar van de oprijwagen wordt zodra hij alles heeft betaald wat hij op grond van die overeenkomst verschuldigd is of zal worden.
2.5.
Uit de bankafschriften die [persoon A] heeft overgelegd blijkt dat hij vijftien keer € 300,- en één keer € 700,- heeft betaald aan Lakeman. In totaal is dat dus € 5.200,-, wat overeenkomt met de resterende huurkoopsom die [persoon A] op grond van de huurkoopovereenkomst aan Lakeman moest betalen. Lakeman betwist deze betalingen niet, maar stelt in haar akte dat [persoon A] de termijnen te laat heeft betaald, waardoor hij handelsrente verschuldigd is geraakt. Daarnaast zou [persoon A] op grond van artikel 11 administratiekosten verschuldigd zijn geraakt, omdat hij meermaals geen contractnummer of kenteken heeft vermeldt bij de betalingen. Tijdens de mondelinge behandeling van 19 januari 2024 stelde Lakeman zich nog op het standpunt dat sprake was van een betalingsachterstand in de leasetermijnen van € 1.500,- en dat [persoon A] om die reden geen eigenaar van de oprijwagen was geworden. Dat klopt dus niet. Het verweer van Lakeman dat [persoon A] rente en administratiekosten verschuldigd is geraakt, heeft zij - wat daar verder ook van zij - te laat gevoerd en daarom wordt daaraan voorbij gegaan. Daarmee is komen vast te staan dat [persoon A] alles heeft betaald wat hij op grond van de huurkoopovereenkomst moest betalen en dat hij dus eigenaar is geworden van de oprijwagen.
Lakeman heeft onrechtmatig gehandeld en moet de schade van [persoon A] vergoeden
2.6.
Lakeman heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij de oprijwagen heeft opgehaald met de reservesleutel die zij achter had gehouden. Dat is een inbreuk op het eigenaarsrecht van [persoon A] en daarom onrechtmatig (artikel 6:162 BW). Dit onrechtmatig handelen kan Lakeman worden toegerekend, omdat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De verklaring voor recht die [persoon A] eist, wordt toegewezen.
2.7.
Lakeman moet de schade die [persoon A] lijdt als gevolg van het onrechtmatig ophalen van de oprijwagen vergoeden. [persoon A] stelt dat de oprijwagen € 6.950,- waard was. Dat onderbouwt hij met de verkoopadvertentie die Lakeman voor de oprijwagen op Marktplaats heeft gezet. Lakeman betwist dit niet. Wel voert zij aan dat [persoon A] Lakeman niet in gebreke heeft gesteld. Dat verweer gaat niet op, omdat het verzuim van Lakeman op grond van de wet direct - dus zonder ingebrekestelling - is ingetreden (artikel 6:83 sub b BW). Lakeman wordt dan ook veroordeeld om een schadevergoeding van € 6.950,- aan [persoon A] te betalen.
2.8.
[persoon A] stelt daarnaast dat hij schade lijdt omdat hij de oprijwagen niet heeft kunnen gebruiken voor zijn werk. Hij begroot die schade op € 500,- per dag en vraagt om verwijzing naar de schadestaatprocedure. Lakeman voert hiertegen geen verweer. De kantonrechter vindt het aannemelijk dat [persoon A] meer schade heeft geleden, maar in welke mate dat het geval is, kan de kantonrechter nu niet begroten. De kantonrechter verwijst deze vordering tot schadevergoeding dan ook naar de schadestaatprocedure (artikel 612 Rv).
Lakeman moet daarnaast € 9.150,- aan [persoon A] betalen
2.9.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter het geschil in conventie al beslist, in die zin dat de eis van Lakeman wordt afgewezen en dat zij wordt veroordeeld om € 9.150,- aan [persoon A] te betalen.
Lakeman moet de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van Lakeman, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Lakeman in conventie aan [persoon A] moet betalen op € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-). In reconventie worden deze kosten aan de kant van [persoon A] begroot op € 847,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 339,-). Voor kosten die [persoon A] maakt na deze uitspraak moet Lakeman een bedrag betalen van € 135,-. Dat is in totaal € 1.660,50. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [persoon A] dat eist en Lakeman daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat Lakeman onrechtmatig heeft gehandeld jegens [persoon A] door de auto met kenteken BR-JG-17 (de oprijwagen) van [persoon A] op te halen;
3.2.
veroordeelt Lakeman om aan [persoon A] een schadevergoeding van € 6.950,- te betalen en voor het overige op te maken bij staat;
3.3.
veroordeelt Lakeman om aan [persoon A] te betalen € 9.150,- vanaf 23 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt Lakeman in de proceskosten in conventie en reconventie, die aan de kant van [persoon A] worden begroot op € 1.660,50;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
49039