ECLI:NL:RBROT:2024:8851

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
10-045280-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak zware mishandeling en veroordeling poging tot zware mishandeling met mes

In de zaak tegen de verdachte, die op 12 februari 2023 in Gorinchem met een mes een snijwond van 20 centimeter bij de aangever heeft veroorzaakt, heeft de rechtbank Rotterdam op 10 september 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van zware mishandeling, maar veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling, aangezien het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De aangever had een snijwond die gehecht moest worden, maar de genezingsduur was relatief kort en de rechtbank achtte de verklaring van de aangever over aanhoudende pijn onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 357 dagen geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 177 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte zonder noemenswaardige aanleiding de confrontatie met de aangever was aangegaan, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en problemen op meerdere levensgebieden, werden ook in de overwegingen meegenomen. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde straf passend was, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-045280-23
Datum uitspraak: 10 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
waarnemend raadsman mr. W.B. Lisi, namens Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (zware mishandeling);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 357 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op basis van de aangifte van [aangever] en de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige], die de rechtbank geloofwaardig acht, stelt zij vast dat de verdachte op 12 februari 2023 in Gorinchem heeft uitgehaald naar de aangever met een mes in zijn hand. Hierdoor heeft de verdachte een verwonding toegebracht aan de linker bovenarm van aangever.
4.2.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Standpunt officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte aan aangever zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, gelet op de verklaring van [aangever] bij de rechter-commissaris dat hij nog lang pijn heeft gehad en dat dit op dat moment (een half jaar na het incident) nog steeds het geval was. Redengevend is bovendien een foto van het litteken van de verwonding, die aan de verklaring van [aangever] bij de rechter-commissaris is gehecht.
Standpunt verdediging
De verdediging bepleit dat de verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu van zwaar lichamelijk letsel niet is gebleken.
Beoordeling
Voor de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van zware mishandeling komt naar vaste rechtspraak betekenis toe aan de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier onvoldoende blijkt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever. Uit de medische informatie van kort na het feit blijkt dat een snijwond werd gezien op de linker bovenarm van de aangever van 20 centimeter, dat de wond is gehecht en dat de genezingsduur bij ongecompliceerd beloop werd geschat op twee weken. Dat is akelig letsel, maar niet dusdanig dat kan worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel. De algemene verklaring van de aangever bij de rechter-commissaris dat hij nog last heeft van de snee en minder gevoel heeft in zijn arm is daarvoor onvoldoende. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
4.3.
Bewijswaardering van het subsidiair ten laste gelegde
Standpunt verdediging
De verdachte moet ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken bij gebrek aan voldoende overtuigend bewijs. De feitelijke toedracht kan niet worden vastgesteld, niet kan worden vastgesteld hoe het letsel bij aangever precies is toegebracht en of de verdachte (met opzet) heeft gestoken of gesneden met een mes.
Standpunt officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Beoordeling
De verdachte heeft met een mes in zijn hand uitgehaald naar de aangever. De verdachte is zelf de confrontatie aangegaan met de aangever. Of deze handeling als steken of snijden moet worden beschouwd, doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake. Een snijwond kan immers evengoed veroorzaakt zijn door een stekende beweging. De rechtbank acht het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen. Bij het uithalen met een mes in de richting van de aangever, kan bezwaarlijk anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat hij de aangever zwaar letsel zou toebrengen willens en wetens heeft aanvaard. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 februari 2023 te Gorinchem, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer] een
keermet een mes
in de linker-bovenarm heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Dat wat meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de aangever door hem met een (stanley)mes in zijn bovenarm te steken. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zonder noemenswaardige aanleiding, namelijk na een woordenwisseling waardoor hij zich kennelijk vernederd voelde, de aangever heeft opgewacht en de confrontatie met de aangever is aangegaan, terwijl de verdachte een mes in zijn hand had. De keuze van de verdachte om de aangever zo te benaderen en zo te handelen is volstrekt afkeurenswaardig en heeft letsel voor de aangever als gevolg gehad. Gezien de situatie kan van geluk worden gesproken dat het letsel van aangever beperkt is gebleven tot een snee in zijn bovenarm. Dergelijk gedrag, op een openbare plaats, veroorzaakt tevens gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangever, ooggetuigen en de samenleving. De verdachte heeft hier niet bij stilgestaan en zich er niet door laten weerhouden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 juli 2024 blijkt dat de verdachte recent niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het korte voortgangsverslag van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 23 augustus 2024 en uit rapportages opgemaakt in 2023 blijkt dat verdachte problemen heeft op meerdere levensgebieden.
De verdachte heeft er (ook ter zitting) onvoldoende blijk van gegeven open te staan voor de hulp die hem is of kan worden geboden.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 177 (honderdzevenenzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mr. H.J. de Kraker en mr. L.B Esser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Driel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 10 september 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te Gorinchem,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten
een (diepe) snijwond (ongeveer 15 centimeter) in de linker bovenarm en/of
een (blijvend) (groot) litteken aan de linker bovenarm,
heeft toegebracht door die [slachtoffer] een of meerdere keren met een mes,
althans een steek- en/of snijwapen, in ieder geval een voorwerp met een scherpe
punt, in de linker bovenarm te steken/snijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te Gorinchem, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer] een of meerdere keren met een mes,
althans een steek- en/of snijwapen, in ieder geval een voorwerp met een scherpe
punt,
in de linker-bovenarm heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;