ECLI:NL:RBROT:2024:885

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
10775184
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling dienstverband van een mondhygiëniste met geschilpunten over loon, vakantiegeld, transitievergoeding en bonusregeling

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om de afwikkeling van het dienstverband van [verzoekster01], een mondhygiëniste die van 1 augustus 2020 tot 1 augustus 2023 in dienst was bij Safi Dental Care B.V. Tijdens haar ziekte, die begon op 6 oktober 2022, heeft zij aanspraak gemaakt op achterstallig loon, vakantiegeld, een transitievergoeding en een bonus. De kantonrechter heeft vastgesteld dat een aantal geschilpunten, zoals de transitievergoeding en de bonusregeling, nu al beoordeeld kunnen worden, terwijl de vraag of [verzoekster01] tijdens haar ziekte correct is uitbetaald nog niet beantwoord kan worden. Safi moet daarom aanvullende documenten overleggen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoekster01] recht heeft op de transitievergoeding, omdat het dienstverband op initiatief van Safi niet is voortgezet. De hoogte van de transitievergoeding is vastgesteld op € 5.911,86 bruto. Wat betreft de bonus heeft de kantonrechter bepaald dat deze moet worden meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding, ondanks dat Safi stelt dat de bonus geen vast salaris is. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat [verzoekster01] de uitgekeerde bonus niet hoeft terug te betalen, omdat Safi niet heeft aangetoond dat deze voorschotten waren en omdat de werkgever niet heeft voldaan aan de zorgplicht om [verzoekster01] hierover te informeren.

De kantonrechter heeft verder bepaald dat Safi alle uitkeringsspecificaties van het UWV moet overleggen die betrekking hebben op [verzoekster01] over de periode van oktober 2022 tot en met juli 2023. De beslissing is aangehouden tot de documenten zijn ingediend, waarna [verzoekster01] de gelegenheid krijgt om te reageren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10775184 VZ VERZ 23-9613
datum uitspraak: 12 februari 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoekster,
verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. A.D.J. van Ruyven,
tegen
Safi Dental Care B.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
verweerster,
verzoekster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. D.M.F. Snelder.
Partijen worden hierna ‘ [verzoekster01] ’ en ‘Safi’ genoemd

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoekster01] (ontvangen op 2 november 2023), met bijlagen;
  • het verweerschrift van Safi met tegenverzoek, met bijlagen.
1.2.
Op 15 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoekster01] met twee broers en mr. Van Ruyven;
  • de heren [naam01] [naam02] en [naam03] (bestuurders van Safi) en mr. Snelder.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[verzoekster01] was van 1 augustus 2020 tot 1 augustus 2023 in dienst van Safi als mondhygiëniste. Het loon bestond maandelijks uit een vast deel (€ 3.422,78 bruto) en een variabel deel op basis van een bonusregeling. Vanaf 6 oktober 2022 was [verzoekster01] ziek vanwege haar zwangerschap. Tot het einde van het dienstverband heeft [verzoekster01] niet meer voor Safi gewerkt. Volgens [verzoekster01] heeft zij tijdens haar dienstverband te weinig loon en te weinig bonus ontvangen. Daarnaast maakt zij aanspraak op de transitievergoeding. Safi is het daar niet mee eens en stelt onder meer dat zij te veel bonus aan [verzoekster01] heeft betaald.
2.2.
In deze procedure verzoekt [verzoekster01] dat Safi aan haar betaalt:
  • achterstallig loon en bonus van € 25.203,54 bruto met wettelijke verhoging, rente en buitengerechtelijke kosten;
  • vakantiegeld van € 9.857,61 bruto met wettelijke verhoging, rente en buitengerechtelijke kosten;
  • het bruto-equivalent van € 15.097,56 netto met wettelijke verhoging, rente en buitengerechtelijke kosten;
  • de transitievergoeding van € 7.163,01 bruto met buitengerechtelijke kosten;
  • de proceskosten.
2.3.
Safi verzoekt dat [verzoekster01] aan haar betaalt:
  • het netto-equivalent van € 30.954,21 bruto met rente;
  • een bedrag van € 8.652,08 met rente;
  • de proceskosten.
2.4.
Een aantal geschilpunten (onder andere over het vakantiegeld, de transitievergoeding en de bonusregeling) kan de kantonrechter nu al beoordelen. De vraag of [verzoekster01] vanaf 6 oktober 2022 correct door Safi is uitbetaald, kan de kantonrechter nog niet beantwoorden.
De kantonrechter bepaalt daarom dat Safi een aantal documenten moet overleggen. Pas daarna geeft de kantonrechter een eindbeschikking. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Het vakantiegeld is al betaald
2.5.
In het verzoekschrift stelt [verzoekster01] dat Safi nog vakantiegeld aan haar moet betalen. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat dit niet klopt. Het salaris van € 3.422,78 bruto is op grond van de arbeidsovereenkomst inclusief vakantiegeld en uit de overgelegde loonstroken volgt dat Safi dit bedrag maandelijks heeft uitbetaald. Safi hoeft dus geen vakantiegeld meer aan [verzoekster01] te betalen, zodat haar verzoek op dat punt wordt afgewezen.
[verzoekster01] kan aanspraak maken op de transitievergoeding
2.6.
In geschil is of [verzoekster01] aanspraak kan maken op de transitievergoeding. Daarvoor is van belang of het dienstverband op initiatief van Safi niet is voortgezet na 1 augustus 2023 (artikel 7:673 lid 1 sub a punt 3 BW). De kantonrechter is van oordeel dat uit de brief van 31 maart 2023 voldoende blijkt dat het dienstverband op initiatief van Safi niet is voortgezet. In die brief schrijft zij namelijk:
“Zoals je weet hebben we nu een ander Mondhygiënist in dienst.
Tijdens onze gesprekken in het verleden heb je aangegeven dat je wilt stoppen bij ons.
Hierdoor wordt jouw contract dan ook vanaf 31-Juli-2023 niet verlengd.
Mocht je in de toekomst toch een nieuwe samenwerking met ons willen aangaan, dan hoor ik dat dan graag van je.”
2.7.
Ook als wordt aangenomen dat [verzoekster01] voor 31 maart 2023 heeft gezegd dat zij haar dienstverband niet wilde voortzetten vanwege haar zwangerschap en een verhuizing (zoals Safi stelt, [verzoekster01] betwist en nergens concreet uit blijkt), betekent dat niet dat Safi geen transitievergoeding verschuldigd is. [verzoekster01] had immers op die verklaring kunnen terugkomen, terwijl Safi al op 31 maart 2023 (ruim voor het verstrijken van de aanzegtermijn) heeft meegedeeld dat het dienstverband niet wordt voortgezet. Bovendien heeft Safi geen nieuwe arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde tijd) aangeboden aan [verzoekster01] , zodat zij een dergelijk aanbod ook niet heeft kunnen weigeren. De conclusie is dat [verzoekster01] aanspraak kan maken op de transitievergoeding.
De bonus moet worden meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding
2.8.
Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de transitievergoeding. Volgens Safi moet de bonus niet worden meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding, omdat in artikel 5 lid 1 van de bonusregeling staat dat de bonus geen vast salaris is en geen onderdeel uitmaakt van de grondslag voor berekening van andere arbeidsvoorwaarden. De kantonrechter volgt Safi daarin niet. Artikel 3 van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding bepaalt namelijk dat overeengekomen variabele looncomponenten, verschuldigd in de drie jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst gedeeld door 36, onder het loonbegrip van de transitievergoeding vallen. Artikel 5 van de Regeling looncomponenten en arbeidsduur bepaalt dat bonussen variabele looncomponenten zijn. Het Besluit en de Regeling zijn van dwingend recht; daar kan dus niet ten nadele van [verzoekster01] van worden afgeweken. Gelet hierop valt de bonus die [verzoekster01] tijdens haar dienstverband van drie jaar heeft ontvangen, gedeeld door 36 onder het loon waarmee de transitievergoeding wordt berekend. Over de hoogte van de bonus verschillen partijen van mening. Daar gaat de kantonrechter hierna op in.
Partijen hebben een target voor de bonusregeling afgesproken
2.9.
Partijen zijn het wel eens over de afspraken die bij indiensttreding over de bonus zijn gemaakt: een bonus van 27,5% over de gerealiseerde jaaromzet boven € 135.000,-. Partijen zijn het er ook over eens dat in januari 2021 een gesprek heeft plaatsgevonden, waarin is afgesproken dat het percentage van 27,5% met terugwerkende kracht wordt verhoogd naar 38%. [verzoekster01] stelt dat partijen daarnaast hebben afgesproken dat er geen target meer zou gelden en dat zij dus aanspraak kan maken op een bonus van 38% over de gehele omzet.
Daarin volgt de kantonrechter [verzoekster01] niet. Die afspraak blijkt namelijk nergens uit, wordt betwist door Safi en strookt ook niet met de bonusregeling die [verzoekster01] op 31 juli 2021, dus na het gesprek in januari 2021, heeft ondertekend. Daarin staat duidelijk dat een target van € 135.000,- geldt en dat het bonuspercentage tot dat bedrag 0% is.
[verzoekster01] hoeft de uitgekeerde bonus niet terug te betalen
2.10.
Volgens Safi heeft zij [verzoekster01] te veel bonus betaald. De bonusbedragen die [verzoekster01] elk kwartaal ontving, waren volgens Safi voorschotten die, afhankelijk van de gerealiseerde jaaromzet, verrekend moesten worden. De kantonrechter kan Safi volgen in haar stelling dat de bonusbedragen die zij aan [verzoekster01] tijdens het dienstverband heeft betaald (in totaal € 89.606,78) steeds voorschotten zijn geweest. Dat staat ook in artikel 3 lid 3 van de bonusregeling, met dien verstande dat daar wordt gesproken over een kwartaalafrekening en Safi tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld dat dit feitelijk niet mogelijk was omdat de bonus, met een jaartarget van € 135.000,-, pas na afloop van ieder jaar definitief berekend kon worden. Desondanks vindt de kantonrechter het in strijd met goed werkgeverschap dat Safi na het einde van het dienstverband in ieder geval een bedrag van € 30.954,21 bruto terugvordert van [verzoekster01] , nog daargelaten dat [verzoekster01] de berekening die aan dat bedrag ten grondslag ligt, betwist. Het had op de weg van Safi gelegen om de voorschotten periodiek (in ieder geval elk jaar) te verrekenen met de uiteindelijke bonusaanspraak op basis van de gerealiseerde omzet. Dat heeft Safi niet gedaan, sterker nog, pas in deze procedure stelt Safi zich op het standpunt dat [verzoekster01] nog een zeer hoog bedrag moet terugbetalen. Nergens is uit gebleken dat Safi op enig moment voorafgaand aan deze procedure [verzoekster01] hierover actief heeft geïnformeerd. Wel heeft Safi uit eigen beweging maandelijks bedragen ingehouden op het loon van [verzoekster01] toen zij ziek werd, maar over de reden van de inhouding heeft Safi [verzoekster01] niet geïnformeerd en dat blijkt ook niet duidelijk uit de loonstroken. Van een goed werkgever mag anders worden verwacht, zeker gelet op de hoogte van de uitgekeerde bonussen. [verzoekster01] heeft er daarom op mogen vertrouwen dat zij de uitgekeerde bonussen mocht behouden en zij hoeft de door Safi verzochte bedragen niet terug te betalen.
2.11.
Over de loonvordering van [verzoekster01] merkt de kantonrechter ook nog het volgende op. [verzoekster01] lijkt er in het verzoekschrift van uit te gaan dat zij tijdens haar afwezigheid vanwege ziekte en zwangerschap aanspraak kan maken op doorbetaling van de gemiddelde bonus. Daarin volgt de kantonrechter [verzoekster01] niet. De bonusregeling bepaalt dat de target naar rato wordt aangepast bij (a) tussentijdse in- of uitdiensttreding, (b) langdurend zorgverlof en (c) verhindering van de werknemer om de bedongen arbeid te verrichten vanwege zwangerschaps- en bevallingsverlof of arbeidsongeschiktheid langer dan zes weken. De afwezigheid van [verzoekster01] heeft dus tot gevolg dat haar target naar rato is aangepast. Safi heeft onweersproken gesteld dat zij de target van [verzoekster01] naar rato heeft aangepast. [verzoekster01] heeft daarmee onvoldoende gesteld voor een aanspraak op doorbetaling van het gemiddelde bonusbedrag tijdens haar afwezigheid.
De transitievergoeding is € 5.911,86 bruto
2.12.
[verzoekster01] is drie jaar in dienst geweest bij Safi. Dat betekent dat de transitievergoeding precies één maandsalaris, inclusief vakantiegeld en bonus is (artikel 7:673 lid 2 BW). Gelet op wat hiervoor over de hoogte van de bonus is overwogen, ziet de berekening van de transitievergoeding er als volgt uit:
Loon inclusief vakantiegeld € 3.422,78
(zie r.o. 2.5)
Gemiddelde bonus per maand
€ 2.489,08 +(€ 89.606,78 / 36)
Totaal € 5.911,86
Onduidelijk of [verzoekster01] vanaf 6 oktober 2022 het juiste loon heeft ontvangen
2.13.
[verzoekster01] was vanaf 6 oktober 2022 ziek als gevolg van haar zwangerschap. Ook na haar bevallingsverlof was [verzoekster01] ziek tot het einde van het dienstverband. Partijen houdt verdeeld of [verzoekster01] in deze periode het juiste salaris van Safi heeft ontvangen. Vanaf oktober 2022 heeft Safi namelijk steeds wisselende bedragen betaald aan [verzoekster01] . Die bedragen variëren van € 4.192,20 bruto tot € 5.900,42 bruto per maand. Bovendien heeft Safi vanaf oktober 2022 diverse bedragen ingehouden op het loon (in totaal € 15.099,54 netto) omdat zij (naar nu blijkt ten onrechte) vond dat [verzoekster01] te veel bonus had ontvangen. Vervolgens heeft Safi op 23 oktober 2023, naar eigen zeggen onder druk van het UWV, een bedrag van € 8.652,08 terugbetaald aan [verzoekster01] met de omschrijving “Rest uitkering UWV”.
2.14.
Een werkneemster die ziek is als gevolg van zwangerschap, heeft recht op loondoorbetaling op grond van artikel 7:629 BW en daarnaast op een Ziektewetuitkering van 100% van het gemaximeerde dagloon (artikel 29a Ziektewet). Tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft een werkneemster recht op een uitkering van 100% van het gemaximeerde dagloon (artikel 3:1 e.v. Wet arbeid en zorg). De Ziektewetuitkering en de zwangerschaps- en bevallingsuitkering zijn door het UWV uitbetaald aan Safi en moeten worden verrekend met het loon dat Safi aan [verzoekster01] moet betalen (€ 3.422,78 bruto per maand inclusief vakantiegeld).
2.15.
Om de loonaanspraak van [verzoekster01] vast te stellen, is dus van belang welke bedragen het UWV heeft uitgekeerd aan Safi. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster01] onweersproken gesteld dat het UWV tegen haar heeft gezegd dat Safi hogere bedragen heeft ontvangen dan de bedragen die aan haar zijn uitgekeerd. Ook heeft [verzoekster01] onweersproken gesteld dat zij na uitdiensttreding een hoger bedrag van het UWV ontving. Of dat alleen komt door de inhoudingen die Safi heeft gedaan, is de kantonrechter niet duidelijk, alleen al omdat het ingehouden bedrag niet overeenkomt met het door Safi op 23 oktober 2023 betaalde bedrag van € 8.652,08. Dat kan misschien komen door het bruto-netto verschil zoals Safi stelt, maar dat blijkt vooralsnog nergens uit en ligt ook niet voor de hand aangezien het bedrag van € 15.099,54 is ingehouden op het nettoloon van [verzoekster01] . Daarom bepaalt de kantonrechter dat Safi alle uitkeringsspecificaties van het UWV die betrekking hebben op [verzoekster01] over de periode oktober 2022 tot en met juli 2023, alsmede met het UWV gevoerde correspondentie over de uitbetaling van het bedrag van € 8.652,08 moet overleggen.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar
2.16.
De verschillende vergoedingen voor buitengerechtelijke incassokosten die [verzoekster01] verzoekt, worden afgewezen. [verzoekster01] heeft niet gesteld dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Haar gemachtigde heeft tijdens de mondelinge behandeling ook erkend dat deze werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden.
Iedere beslissing wordt aangehouden
2.17.
De kantonrechter houdt iedere beslissing aan. Safi moet eerst de documenten genoemd onder de beslissing in 3.1 in het geding brengen. Daarna wordt [verzoekster01] in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
2.18.
Overigens staat het partijen vrij om in overleg te treden en onderling tot een (finale) oplossing te komen, mede aan de hand van de geschilpunten die de kantonrechter in deze beschikking wel heeft kunnen beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat Safi uiterlijk op
maandag 11 maart 2024de uitkeringsspecificaties van het UWV die betrekking hebben op [verzoekster01] over de periode oktober 2022 tot en met juli 2023, alsmede met het UWV gevoerde correspondentie over de uitbetaling van het bedrag van € 8.652,08 in het geding moet brengen, onder gelijktijdige toezending aan [verzoekster01] ;
3.2.
houdt iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
49039