ECLI:NL:RBROT:2024:8846

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
11244148 VV EXPL 24-379
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming vanwege geluidsoverlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Havensteder en Van den Bosse Bewindvoeringen B.V. in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van een huurder. Havensteder vorderde ontruiming van een woning vanwege vermeende geluidsoverlast door de huurder, die sinds 1 maart 2021 in de woning woont. De vordering werd afgewezen omdat de kantonrechter onvoldoende bewijs vond voor de stelling dat er sprake was van ernstige en structurele geluidsoverlast. Havensteder had meerdere klachten van omwonenden ingediend, maar de kantonrechter oordeelde dat deze meldingen niet voldoende waren om de vordering te onderbouwen. De kantonrechter wees erop dat de huurder sinds zijn detentie op 1 augustus 2024 geen overlast meer kan veroorzaken en dat het belang van de huurder bij behoud van de woning zwaarder weegt dan het belang van Havensteder bij ontruiming. De proceskosten werden toegewezen aan Van den Bosse q.q., die de vordering had betwist.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11244148 VV EXPL 24-379
datum uitspraak: 6 september 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. K.A.M. Jaspers te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van den Bosse Bewindvoeringen B.V.,
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam],
gevestigd te Middelburg,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Verheij te Den Haag.
De partijen worden hierna ‘Havensteder’, ‘Van den Bosse q.q.’ en ‘[naam]’ genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 augustus 2024, met 11 producties;
  • de mondelinge behandeling op 30 augustus 2024;
  • de pleitnotities van Van den Bosse q.q.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 maart 2021 verhuurt Havensteder de woning gelegen aan [adres] (hierna: het gehuurde) aan [naam].
2.2.
Met een brief van 24 januari 2024 heeft Havensteder aan [naam] meegedeeld dat zij meerdere klachten heeft ontvangen dat [naam] geluidsoverlast veroorzaakt en hem gevraagd daar direct mee te stoppen.
2.3.
Op 15 februari 2024 is een medewerker van Havensteder langs geweest in het gehuurde. De medewerker heeft een gesprek gehad met [naam] en heeft ter plaatse foto’s gemaakt van het gehuurde.
2.4.
Met een brief van 8 april 2024 heeft Havensteder [naam] (nogmaals) gesommeerd om geen overlast te veroorzaken, de gemeenschappelijke ruimten schoon en netjes te houden en rekening te houden met zijn buren.
2.5.
Op 4 juli en 16 juli 2024 heeft Havensteder aan [naam] respectievelijk Van den Bosse q.q. meegedeeld de huurrelatie te willen beëindigen en daartoe een juridische procedure te starten, tenzij [naam] of Van den Bosse q.q. zelf de huurovereenkomst opzegt. Van den Bosse q.q. heeft daar geen gehoor aan gegeven.
2.6.
Met ingang van 1 augustus 2024 is [naam] gedetineerd.

3.Het geschil

3.1.
Havensteder vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Van den Bosse q.q. te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning aan [adres] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen;
2. Van den Bosse q.q. te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot de dag van de volledige betaling.
3.2.
Het verweer van Van den Bosse q.q. strekt ertoe Havensteder niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering althans de vordering af te wijzen, met veroordeling van Havensteder in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van een eis in kort geding is van belang of de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten en hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat de eisende partij heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor gedaagde als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2.
Havensteder legt aan haar vordering ten grondslag dat [naam] op structurele wijze ernstige geluidsoverlast veroorzaakt in de avond en de nacht (schreeuwen, hard muziek draaien, bonken op de muren en deuren), het gehuurde ernstig vervuilt en schade toebrengt aan het gehuurde en in de gemeenschappelijke ruimtes. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft zij meerdere meldingen en klachten van omwonenden, een verklaring van een medewerker en foto’s van het gehuurde overgelegd. Havensteder stelt een spoedeisend belang te hebben bij de gevorderde ontruiming om zo een einde te maken aan de overlastgevende situatie en verdere schade aan het gehuurde te voorkomen. Ten slotte wijst zij erop dat de gemeente Rotterdam (hierna: de gemeente) aan [naam] alternatieve woonruimte kan aanbieden, zodat hij niet op straat zal komen te staan. Het betreft een woning binnen het project Skaeve Huse van de gemeente.
4.3.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat er onvoldoende grond is om de gevorderde ontruiming toe te wijzen en licht dat hierna toe.
4.4.
De kantonrechter kan in dit kort geding niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen of er sprake is van ernstige en structurele geluidsoverlast door [naam], zoals Havensteder stelt. Van den Bosse q.q. betwist dat [naam] structureel geluidsoverlast veroorzaakt. Zij voert aan dat het appartementencomplex waar het gehuurde onderdeel van uitmaakt over het algemeen gehorig is en dat de geluiden van [naam] behoren tot de normale woon- en leefgeluiden. Ter zitting heeft [naam] verklaard dat het gehorig is in het complex – hij hoort veel geluiden van zijn bovenburen – maar dat hij erop let om in de avond en de nacht geen lawaai te maken en dat het slechts een enkele keer is voorgekomen dat hij de tijd was vergeten. De door Havensteder overgelegde meldingen en klachten hebben betrekking op één anonieme klacht en een reeks van meldingen van geluidsoverlast over een periode van januari tot medio juni 2024 van één bepaalde omwonende. Hoewel aannemelijk is dat die bewoner daadwerkelijk geluidsoverlast van [naam] heeft ervaren en niet kan worden uitgesloten dat [naam] hiermee niet heeft gehandeld zoals van hem als goed huurder mag worden verwacht, zijn de meldingen, afgewogen tegen de gemotiveerde betwisting door Van den Bosse q.q., ontoereikend om ernstige en structurele geluidsoverlast aan te nemen. Hierbij speelt ook een rol dat [naam] de woning al sinds 2021 huurt en pas vanaf begin 2024 is gebleken van klachten. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van Havensteder ter zitting dat ook vóór die tijd al sprake was van klachten over [naam], omdat zij die stelling niet heeft onderbouwd.
4.5.
Van den Bosse q.q. betwist dat [naam] vernielingen heeft aangebracht aan het gehuurde en in het complex. Vaststaat dat een raam van een slaapkamer kapot is, maar Havensteder heeft de toedracht daarvan niet duidelijk gemaakt. Ook heeft zij de gestelde vernielingen in de algemene ruimtes niet toegelicht of onderbouwd.
4.6.
Havensteder heeft aan de hand van het verslag van het huisbezoek van een medewerker op 15 februari 2024 aannemelijk gemaakt dat het gehuurde op dat moment ernstig bevuild was. Dat is echter een momentopname, niet bekend is hoe de staat van het gehuurde op dit moment is. [naam] heeft ter zitting verklaard dat hij het gehuurde inmiddels heeft opgeruimd en schoongemaakt.
4.7.
Het is aan Havensteder om in een bodemprocedure, waar zij in de gelegenheid is om nader bewijs te leveren van haar stellingen, aan te tonen dat [naam] zich niet heeft gedragen als een goed huurder en wel op zodanige wijze dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De kantonrechter ziet niet in waarom Havensteder de uitkomst van de bodemprocedure niet kan afwachten. [naam] is met ingang van 1 augustus 2024 gedetineerd, de detentie zal naar verwachting duren tot 8 december 2024. Tot die tijd kan er in ieder geval geen sprake zijn van (eventuele) overlast van [naam] aan omwonenden.
4.8.
Van den Bosse q.q. heeft betoogd dat [naam] ook na zijn detentie belang heeft om terug te keren in het gehuurde. Dat Havensteder (via de gemeente) een alternatieve woonruimte heeft aangeboden, maakt dat niet anders. Nog los van de vraag of het alternatief passend is voor de situatie van [naam] – volgens Van den Bosse q.q. is een woning in het Skaeve Huse project een laatste redmiddel en niet geschikt voor [naam] om te resocialiseren – heeft Havensteder niet duidelijk gemaakt dat of wanneer er daadwerkelijk plek is voor [naam] in dat project. Havensteder heeft enkel gesteld dat [naam] op de wachtlijst staat.
4.9.
Onder al deze omstandigheden brengt een belangenafweging mee dat het belang van [naam] bij behoud van het gehuurde zwaarder weegt dan het belang van Havensteder om, vooruitlopend op een oordeel van de rechter in een bodemprocedure, tot ontruiming te kunnen overgaan. Dat betekent dat de vordering van Havensteder wordt afgewezen.
4.10.
Het voorgaande is de conclusie bij de huidige stand van zaken. Het is belangrijk dat [naam] zich realiseert dat het oordeel anders zal kunnen zijn als blijkt dat hij na zijn terugkeer in het gehuurde opnieuw voor overlast blijft zorgen. Juist omdat het appartementengebouw volgens [naam] zelf erg gehorig is, mag van hem worden verwacht dat hij daarmee rekening houdt.
4.11.
Havensteder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van Van den Bosse q.q. betalen (artikel 237 Rv). Die proceskosten worden begroot op € 543,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Havensteder in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als Havensteder niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis wordt betekend, moet zij ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken.
775