Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- verzoeker;
- de heer mr. J. Pearson, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat verzoekers);
- de heer [persoon A] , verweerder;
- mevrouw mr. E.A. Kazzazz, werkzaam bij Advocatenkantoor Kazzaz-de Hoog (hierna: advocaat verweerder).
2.Het verzoek
3.Het verweer
4.De beoordeling
10 juni 2022. Dat is inmiddels ruim twee jaar geleden. Daarnaast heeft het gerechtshof in zijn arrest van 9 januari 2024 verzoekers een ontruimingstermijn van zes maanden gegeven om opzoek te gaan naar een andere woonruimte. De rechtbank interpreteert dit als een allerlaatste kans voor verzoekers om een andere woonruimte te vinden. Verzoekers hebben zich na het arrest van het gerechtshof Den Haag wel bij schuldhulpverlening aangemeld op 25 januari 2024, maar het is de rechtbank niet gebleken dat verzoekers daarna actief opzoek zijn gegaan naar een andere woonruimte of een schuldhulpverleningstraject zijn gestart. Het feit dat eerdere pogingen om financieel orde op zaken te stellen, niet zijn gelukt, wijten verzoekers aan derden. Oog voor hun eigen verantwoordelijkheid hierbij en een saneringsgezinde houding lijkt te ontbreken. Ook tijdens de zitting is de rechtbank niet gebleken dat verzoekers bereid zijn om vrijwillig naar een andere woning te verhuizen. Uit de verklaringen van verzoeker ter zitting leidt de rechtbank af dat verzoekers zolang mogelijk van de woning gebruik willen blijven maken. De rechtbank heeft er dan ook onvoldoende vertrouwen in dat verzoekers tijdens de verzochte voorziening wel actief opzoek gaan naar een andere woonruimte of een schuldhulpverleningstraject zullen opstarten. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het belang van verweerder zwaarder dient te wegen dan het belang van verzoekers. De verzochte voorziening zal dan ook worden afgewezen.