ECLI:NL:RBROT:2024:8844

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
C/10/682456 / JE RK 24-1513
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

Op 22 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de vader en de moeder, niet zijn verschenen op de mondelinge behandeling, ondanks dat zij correct zijn opgeroepen. De kinderrechter heeft de minderjarigen naar hun mening gevraagd, waarbij [voornaam minderjarige 2] wel aanwezig was en zijn mening heeft gegeven, terwijl [voornaam minderjarige 1] geen mening heeft geuit.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de zorgen over de ontwikkeling en het gedrag van de kinderen meegenomen. Beide minderjarigen verblijven momenteel in verschillende instellingen, en er zijn zorgen over de opvoedingssituatie bij de ouders. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de huidige situatie niet veilig is voor de kinderen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van zes maanden, tot 28 februari 2025.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de vader moet meewerken aan hulpverlening en open moet staan voor een gezinsopname, voordat een terugplaatsing bij hem kan worden overwogen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/682456 / JE RK 24-1513
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank onbekend adres,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 26 juni 2024, ontvangen op 5 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2024. Daarbij was aanwezig:
- een vertegenwoordigster van de GI, [persoon A] .
1.3.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [voornaam minderjarige 2] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 2] heeft verteld. De aanwezige heeft daarop kunnen reageren.
[voornaam minderjarige 1] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] verblijft bij [naam instelling 1] . [voornaam minderjarige 2] verblijft bij [naam instelling 2] .
2.3.
Bij beschikking van 28 februari 2024 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 28 februari 2025. Bij deze beschikking heeft de kinderrechter tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 28 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van zes maanden.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. [voornaam minderjarige 1] ervaart zijn verblijf bij [naam instelling 1] als positief. Hij volgt onderwijs en behandeling bij het Multifunctioneel centrum van [naam instelling 1] . De frequentie hiervan zal na de zomervakantie worden opgebouwd. Ook slaapt hij in het weekend een nacht bij de vader. Er is een keer per week opvoedondersteuning vanuit [naam instelling 1] bij de vader betrokken. Met [voornaam minderjarige 2] gaat het minder goed. Het lukt de vader niet om een betere band met hem op te bouwen en voor de vader en de stiefmoeder is het lastig om allebei de kinderen tegelijkertijd thuis te hebben. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige 2] het niet naar zijn zin bij [naam instelling 2] . Er heeft op [naam instelling 2] een incident plaatsgevonden, waarbij [voornaam minderjarige 2] is gefixeerd en als gevolg hiervan zijn voet heeft gebroken. Het incident wordt verder onderzocht, nu er geen sprake is van een zorg- en dwangcontract en [voornaam minderjarige 2] dus niet gefixeerd had mogen worden. [voornaam minderjarige 2] heeft door dit incident geen vertrouwen meer in de begeleiders van [naam instelling 2] . Wel heeft hij een goede band met zijn mentor. Er bestaan daarnaast nog steeds zorgen over het gedrag en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] bij Berge Bos. De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 juli 2024 de GI belast met het gezag over [voornaam minderjarige 2] voor zover dat betrekking heeft op het geven van toestemming voor een persoonlijkheidsonderzoek en een behandeltraject bij de Opvoedpoli. Er is daarnaast geprobeerd om de kinderen samen met de vader en de stiefmoeder deel te laten nemen aan een gezinsopname, maar de vader werkt hier niet aan mee. Een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is op dit moment niet aan de orde. De komende tijd moet worden onderzocht wat de beste plek is voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Hierbij zal ook de uitkomst van het onderzoek van de Opvoedpoli worden meegewogen. Als terugplaatsing bij de vader niet mogelijk blijkt te zijn, zou [voornaam minderjarige 2] het liefst bij zijn (door hem zo genoemde) tante in Friesland wonen.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er nog steeds zorgen bestaan over de ontwikkeling en het gedrag van de kinderen. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] vertonen gedagsproblematiek en de ouders zijn in het verleden onvoldoende in staat geweest om een stabiele opvoedomgeving aan hen te bieden. De kinderen hebben nu slechts sporadisch contact met de moeder. De vader houdt hulpverlening af, waardoor er op dit moment onvoldoende zicht is op de mogelijkheid van een terugplaatsing van de kinderen bij de vader. De kinderrechter acht het daarom van belang dat het verblijf van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder wordt gecontinueerd. De komende periode moet worden onderzocht waar het perspectief van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ligt. Dit kan voor allebei de jongens verschillend zijn. De kinderrechter acht het van belang dat de vader meewerkt aan hulpverlening en open staat voor een gezinsopname, voordat een terugplaatsing bij de vader wordt overwogen. Ook moeten de mogelijke alternatieven voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] worden onderzocht, waaronder verblijf in het netwerk.
Het incident dat tussen [voornaam minderjarige 2] en een begeleider van [naam instelling 2] heeft plaatsgevonden is buitengewoon zorgelijk. [voornaam minderjarige 2] had niet gefixeerd mogen worden. Daarbij is dit incident, gezien het huiselijk geweld dat heeft plaatsgevonden in het verleden, een extra traumatische ervaring voor hem. [voornaam minderjarige 2] heeft geen vertrouwen meer in de begeleiding van [naam instelling 2] . Zolang er geen andere verblijfplek voor [voornaam minderjarige 2] is, is het van belang dat de veiligheid van [voornaam minderjarige 2] gegarandeerd blijft. De GI dient hierover duidelijke afspraken te maken met [naam instelling 2] en er op toe te zien dat deze afspraken worden nagekomen.
4.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van zes maanden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 februari 2025;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van L.M. Buurman als griffier, en op schrift gesteld op 29 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.