ECLI:NL:RBROT:2024:8842

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
C/10/678231 / FA RK 24-3305 en C/10/682762 / JE RK 24-1570
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige met afwijzing verzoek tot vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing en zorgregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in de zaken van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 29 augustus 2025 en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor dezelfde periode. De moeder van de minderjarige had verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 11 april 2024 vervallen te verklaren en een zorgregeling vast te stellen, maar dit verzoek is afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, in het verleden niet in staat was om voor de minderjarige te zorgen vanwege haar psychische problemen, maar positieve stappen heeft gezet na haar opname bij Antes. De kinderrechter oordeelt dat de huidige situatie van de minderjarige in een crisispleeggezin niet langer houdbaar is en dat er duidelijkheid moet komen over haar perspectief. De kinderrechter heeft ook de rol van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming in de procedure betrokken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de huidige contactregeling tussen de moeder en de minderjarige, die één keer in de drie weken begeleid is, het meest in het belang van de minderjarige is. De kinderrechter heeft de GI verzocht om te blijven werken aan verbetering van het contact tussen de moeder en de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/678231 / FA RK 24-3305 en C/10/682762 / JE RK 24-1570
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
en
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M. Nentjes, kantoorhoudende te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
Dhr. [naam pleegvader] en mw. [naam pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegouders, wonende te [woonplaats 2] .
Daarnaast merkt de kinderrechter de moeder aan als belanghebbende in het verzoek van de GI en de GI als belanghebbende in het verzoek van de moeder.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[persoon A],
medewerkster van Enver pleegzorg, hierna te noemen: de pleegzorgmedewerker.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de zaak met zaaknummer C/10/678231 / FA RK 24-3305 gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift van de moeder van 25 april 2024 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 26 april 2024, ingeschreven onder het zaaknummer C/10/678231 / FA RK 24-3305;
  • het verzoekschrift van de GI van 10 juli 2024 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 15 juli 2024, ingeschreven onder het zaaknummer C/10/682762 / JE RK 24-1570;
  • de brief van de GI van 17 juli 2024 met bijlage;
  • de brief van de GI van 23 juli 2024;
  • het gezinsplan van de GI van 27 juli 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 19 augustus 2024;
  • de brief van een gedragswetenschapper van de GI van 19 augustus 2024;
  • de brief van de GI van 21 augustus 2024 met bijlage;
  • de pleitnota van mr. M.J.E. Cremer Eindhoven, ter zitting overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [persoon B] ;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [persoon C] en advocaat mr. M.J.E. Cremer-Eindhoven;
  • de pleegzorgmedewerker;
  • de pleegouders.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een crisispleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 31 augustus 2023 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 6 september 2024.
2.4.
Bij beschikking van 27 februari 2024 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 6 september 2024.

3.De verzoeken

Het verzoek van de moeder met zaaknummer C/10/678231 / FA RK 24-3305
3.1.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing d.d. 11 april 2024 betreffende de minderjarige [voornaam minderjarige] vervallen te verklaren en een zorgregeling vast te stellen inhoudende dat:
- moeder 8 weken lang elke week 1x met [voornaam minderjarige] samen is, 1 uur begeleid;
- moeder daarna 8 weken elke week 1x met [voornaam minderjarige] samen is, 1 uur begeleid en
daarop aansluitend 1 uur onbegeleid;
- moeder daarna 8 weken elke week 1x met [voornaam minderjarige] samen is, 2 uur onbegeleid;
- indien dit goed gaat, moeder daarop volgend elke week een dagdeel onbegeleid
met [voornaam minderjarige] doorbrengt en van daaruit zal worden gekeken naar de mogelijkheden van verdere opbouw;
- althans een regeling vast te stellen zoals uw rechtbank geraden acht.
Het verzoek van de GI met zaaknummer C/10/682762 / JE RK 24-1570
3.2.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Daarnaast verzoekt de GI primair om toestemming voor de overplaatsing van [voornaam minderjarige] naar een gezinshuis en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van een jaar. Subsidiair verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van een jaar.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft haar verzoek tijdens de mondelinge behandeling en verzoekt, overeenkomstig met de pleitnota, het verzoek van de moeder af te wijzen. Aanvullend op de pleitnota, brengt de GI naar voren dat er op dit moment te weinig zekerheid bestaat over de stabiliteit van de moeder. Hoewel de GI het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] erg belangrijk vindt, wil de GI het NIKA-traject afwachten om te bekijken op welke wijze het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] op een passende en veilige wijze kan worden uitgebreid. De uitkomsten van het NIKA-traject worden rond januari 2025 verwacht. De GI is van mening dat het perspectief van [voornaam minderjarige] in het gezinshuis ligt en verzoekt de kinderrechter het perspectief van [voornaam minderjarige] daar te bepalen.
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. Het ging in het verleden niet goed met de moeder. Hierdoor is een beeld van de moeder gecreëerd, waardoor de GI terughoudend is in het uitbreiden van de contactmomenten tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . De GI heeft zorgen geuit over dat de moeder onvoldoende ziektebesef heeft. De moeder ervaart meer rust, is ontslagen uit de gedwongen opname en is bereid, na afloop van de rechterlijke machtiging, haar medicatie te blijven gebruiken. Ook verwacht de moeder vanaf januari 2025 zelfstandig te gaan wonen en is er individuele hulpverlening betrokken gericht op haar opvoedvaardigheden. Daarnaast is er, samen met Antes, een signaleringsplan opgesteld, waardoor eventuele signalen van een terugval gesignaleerd kunnen worden. De moeder werkt mee aan en is gemotiveerd voor hulpverlening. Het is jammer dat Yulius op dit moment niet open staan voor een moeder-kindopname, nu dit een mogelijkheid is voor de moeder om de zorgen van de GI over haar opvoedvaardigheden weg te nemen.
De moeder verzet zich niet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] . Het contact tussen de moeder, de jeugdbeschermer en de pleegzorgmedewerker verloopt positief. De moeder verzet zich in beginsel ook niet tegen een plaatsing van [voornaam minderjarige] in een gezinshuis, mits er de komende periode nog steeds wordt bekeken of er andere mogelijkheden, zoals een thuisplaatsing bij de moeder of een netwerkplaatsing, mogelijk zijn. De moeder is het eens met de GI in die zin dat het voor [voornaam minderjarige] wenselijk is dat zij op korte termijn duidelijkheid heeft over haar perspectief. De kinderrechter is, gelet op de gewezen jurisprudentie, niet bevoegd om een beslissing te nemen over het perspectief van [voornaam minderjarige] . De beoogde gezinshuisouders hebben aangegeven dat zij enkel open staan voor een plaatsing van [voornaam minderjarige] , wanneer haar perspectief is bepaald en niet langer gewerkt wordt naar een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] . Gelet hierop verzoekt de moeder het primaire verzoek van de GI af te wijzen en het subsidiaire verzoek toe te wijzen voor de duur van zes maanden. In de komende zes maanden zal dan bekeken moeten worden of alle mogelijkheden voor een thuisplaatsing bij de moeder zijn onderzocht, mogelijk door middel van de inzet van een gezinsopname van Yulius of een andere instantie. Daarnaast moet bekeken worden of een netwerkplaatsing van [voornaam minderjarige] mogelijk is en moet het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] worden uitgebreid. Daarnaast zal er op korte termijn een persoonlijkheidsonderzoek bij de moeder worden afgenomen. Het belang van [voornaam minderjarige] bij het zorgvuldig onderzoeken en benutten van alle mogelijkheden van een thuisplaatsing en het nemen van een meer onderbouwde beslissing over het perspectief van [voornaam minderjarige] weegt zwaarder dat het belang om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over het perspectief. In het verzoekschrift, heeft de advocaat van de moeder een opbouwende contactregeling voorgesteld. Gelet op de evaluatieverslagen van de contactmomenten van de GI en de brief van de gedragswetenschapper van de GI, staat er op dit moment niets in de weg voor een uitbreiding van de contactmomenten. Op de voorgestelde voorlopige contactregeling kan worden voortgebouwd wanneer de resultaten van het NIKA-traject bekend zijn. Wanneer de kinderrechter beslist op dit moment geen voorlopige zorgregeling vast te stellen, verzoekt de advocaat van de moeder het verzoek aan te houden voor de duur van zes maanden. Zo kan er opnieuw bekeken worden of het vaststellen van een zorgregeling passend is wanneer de uitkomsten van het NIKA-traject bekend zijn en hoeft er niet onnodig een nieuwe procedure te worden gestart.
4.3.
De Raad brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. De Raad adviseert om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van een jaar. Op dit moment is het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] minimaal. Binnen deze frequentie is het lastig voor de moeder om het goed te doen. Wel is de Raad van mening dat de uitkomsten van het NIKA-traject, dat zich richt op de hechtingsrelatie tussen de moeder en [voornaam minderjarige] en niet op de vraag of [voornaam minderjarige] terug bij de moeder geplaatst kan worden, afgewacht moeten worden voordat het contact kan worden uitgebreid. Daarnaast heeft de pleegvader aangegeven dat [voornaam minderjarige] een grote opvoedvraag heeft, die veel vraagt van de opvoeders. Ook heeft de pleegvader aangegeven dat er individuele hulpverlening voor [voornaam minderjarige] nodig is. Gelet hierop is het van belang dat [voornaam minderjarige] bij het gezinshuis geplaatst kan worden, waar de stabiliteit geboden kan worden die zij nodig heeft. Het komende jaar zal het perspectief van [voornaam minderjarige] duidelijk moeten worden.
4.4.
De pleegouders brengen tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. [voornaam minderjarige] heeft een grote zorgbehoefte, die veel vraagt van haar opvoeders. De pleegouders denken dat er individuele hulpverlening nodig voor [voornaam minderjarige] is. De pleegouders zijn een crisispleeggezin, waardoor [voornaam minderjarige] niet veel langer bij de pleegouders kan verblijven. De beoogde gezinshuisouders hebben aangegeven het liefst te willen dat het perspectief van [voornaam minderjarige] al is bepaald, voordat zij in het gezinshuis wordt geplaatst. Wanneer het perspectief niet wordt bepaald, maar een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar wordt verleend, willen de gezinshuisouders een plaatsing van [voornaam minderjarige] wel in overweging nemen. De pleegouders gunnen [voornaam minderjarige] duidelijkheid over haar perspectief, zodat zij weet waar zij aan toe is.

5.De informatie

5.1.
De pleegzorgmedewerker brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. Op 12 maart 2024 is de moeder door de GI aangemeld voor het NIKA-traject. Dit traject is op 9 juli 2024 gestart. De contactmomenten tussen de moeder en [voornaam minderjarige] worden begeleid door de pleegzorgmedewerker en vinden plaats in een ruimte van de GI. Er is eenmalig een contactmoment geobserveerd door een gedragswetenschapper van de GI. Zij heeft geadviseerd de inzet van traumabehandeling voor [voornaam minderjarige] te overwegen. De pleegzorgmedewerker ziet tijdens de contactmomenten dat het de moeder nog onvoldoende lukt om invulling te geven aan de contactmomenten. Op dit moment is het hierdoor nog niet mogelijk om te contactmomenten in duur uit te breiden of om deze in een natuurlijkere setting te laten plaatsvinden. [voornaam minderjarige] verblijft op dit moment in een crisispleeggezin. De beoogde gezinshuisouders hebben in een gesprek met de pleegzorgmedewerker aangegeven dat het noodzakelijk is dat het perspectief van [voornaam minderjarige] is bepaald om [voornaam minderjarige] te kunnen plaatsen in het gezinshuis. Nadere informatie leert dat de beoogde gezinshuisouders instemmen met een plaatsing van [voornaam minderjarige] in het gezinshuis, wanneer de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] voor een jaar wordt verleend.
Naar aanleiding van de wens van de moeder om een netwerkplaatsing van [voornaam minderjarige] te onderzoeken, brengt de pleegzorgmedewerker naar voren dat zij samen met de voormalig betrokken jeugdbeschermer veel tijd heeft gestoken in het onderzoeken van een netwerkplaatsing van [voornaam minderjarige] . Zowel de peetmoeder van [voornaam minderjarige] als de twee broers van de moeder zijn hierover benaderd en gesproken en heeft niet geleid tot een netwerkplaatsing, waarna het netwerkonderzoek is afgesloten.

6.De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing
6.1.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds november 2022 in het crisispleeggezin. De moeder is tot medio december 2023 niet stabiel genoeg geweest om voor [voornaam minderjarige] te zorgen en haar een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. De moeder is vanwege haar psychische problematiek opgenomen geweest bij Antes. Na haar opname heeft de moeder positieve stappen gezet en zijn de contactmomenten tussen de moeder en [voornaam minderjarige] hervat. De moeder doet ontzettend haar best om een goede moeder voor [voornaam minderjarige] te zijn. In de beschikking van 27 februari 2024 heeft de kinderrechter overwogen dat onderzocht moet worden of een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder een mogelijkheid is, nu de huidige verblijfplek van [voornaam minderjarige] een crisispleeggezin en dus tijdelijk is en [voornaam minderjarige] zonder meer overgeplaatst moet worden. Een gedragswetenschapper van de GI heeft een contactmoment tussen de moeder en [voornaam minderjarige] geobserveerd en er is bekeken of een gezinsopname mogelijk is. Yulius heeft de inzet van een gezinsopname gemotiveerd afgewezen. Die beslissing is niet alleen gebaseerd op informatie van de GI, maar ook op grond van een gesprek met de moeder. Uit die motivering en uit dat wat de moeder naar voren heeft gebracht, blijkt dat de moeder externe signalen nodig heeft die haar zouden moeten wijzen op een terugval in haar psychische stabiliteit. Dat is zorgelijk als de moeder 24 uur per dag de zorg zou hebben over een meisje van bijna 4 jaar oud en dat ook zou betekenen dat [voornaam minderjarige] afhankelijk is van een kwetsbare opvoeder. De gedragswetenschapper van de GI heeft de positieve aspecten van de contactmomenten tussen [voornaam minderjarige] en de moeder gedeeld, maar heeft ook zorgen geuit en de moeder adviezen gegeven over de omgang met [voornaam minderjarige] en de GI meegegeven om de inzet van traumabehandeling voor [voornaam minderjarige] te overwegen. Uit dit door de gedragswetenschapper geobserveerde omgangsmoment en de bevindingen van de pleegzorgmedewerker en de pleegouders na afloop van een bezoekmoment volgt dat deze bezoekmomenten voor [voornaam minderjarige] nog steeds belastend zijn en daardoor risicovol voor een positieve en stabiele ontwikkeling van [voornaam minderjarige] .
6.2.
De kinderrechter stelt vast dat de inzet die de GI de afgelopen periode heeft gedaan niet heeft geleid tot het toewerken naar een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] . Inmiddels is er sinds februari 2024 een half jaar verstreken. Dat is lang in het leven van [voornaam minderjarige] , zeker gezien het feit dat zij ongeveer de helft van haar leven in een crisispleeggezin heeft gewoond. Het NIKA-traject is ingezet en zal binnenkort starten. Dit traject ziet niet op de vraag of een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder mogelijk is, maar op de hechting van en het contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. De uitkomsten van dit traject laten nog enige tijd op zich wachten (beoogd is januari 2025). Daarnaast zal er de komende periode ook in het leven van de moeder veel veranderen. Zo loopt de zorgmachtiging af en heeft zij het voornemen om zelfstandig te gaan wonen. Dit kan ook onzekerheid en mogelijk instabiliteit in het leven van de moeder met zich brengen.
6.3.
De kinderrechter is van oordeel dat het inmiddels wenselijk en noodzakelijk is voor [voornaam minderjarige] dat zij duidelijkheid krijgt over haar perspectief. [voornaam minderjarige] verblijft op dit moment in een crisispleeggezin en kan hier niet veel langer blijven. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het pleeggezin is niet langer passend en een langer verblijf in het crisispleeggezin kan niet van [voornaam minderjarige] worden gevraagd gelet op de signalen die zij geeft over haar verblijf en haar toekomst. Het is belastend voor [voornaam minderjarige] dat zij in het crisispleeggezin kinderen ziet komen en gaan en zorgelijk dat zij dan vraagt waar zij kan wonen. De kinderrechter acht een plaatsing van [voornaam minderjarige] in het beoogde en perspectief biedende gezinshuis het meest passend. Hoewel de wens van de moeder voor een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] begrijpelijk is, is hier op dit moment of op korte termijn onvoldoende aanleiding toe en is er inmiddels te veel tijd verstreken. Een netwerkplaatsing van [voornaam minderjarige] is eerder onderzocht en niet mogelijk gebleken. De kinderrechter ziet geen aanleiding om van de GI te verlangen dit nogmaals te onderzoeken, ook gelet op de inmiddels verstreken tijd zoals hierboven is overwogen. [voornaam minderjarige] heeft duidelijkheid nodig. Een netwerkplaatsing is dan ook niet meer aan de orde.
6.4.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen tot 29 augustus 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW), zodat de termijn gelijk loopt met de eveneens af te geven machtiging. Een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] is eveneens noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] als bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van de schriftelijke aanwijzing en de zorgregeling
6.5.
Op verzoek van een met het gezag belaste ouder kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren (artikel 1:264 van het BW). Een schriftelijke aanwijzing moet worden beschouwd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dat kader toetst de kinderrechter aan de hand van de aangevoerde gronden of het besluit voldoet aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
6.6.
De kinderrechter is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing van de GI zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd. De kinderrechter acht de huidige contactregeling, van één keer in de drie weken begeleide omgang, op dit moment het meest in het belang van [voornaam minderjarige] , mede gelet op dat wat hierboven onder 6.1. is overwogen. De komende periode zal er veel veranderen in de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] . Het is aan de GI om aan de hand van deze omstandigheden en de ontwikkelingen van [voornaam minderjarige] te bekijken of het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] op een passende wijze uitgebreid kan worden en/of in een meer natuurlijke omgeving kan plaatsvinden, zoals in het gezinshuis. Gelet hierop ziet de kinderrechter op dit moment geen aanleiding om een andere zorgregeling vast te stellen. Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de uitkomsten van het NIKA-traject belangrijk zijn voor een eventuele uitbreiding van de contactmomenten. De kinderrechter zal het verzoek van de moeder in zijn geheel afwijzen. De kinderrechter verzoekt de GI om te blijven werken aan een verbetering van het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] , omdat de moeder voor [voornaam minderjarige] belangrijk is en blijft, zo nodig met de inzet van hulpverlening om de band tussen [voornaam minderjarige] en de moeder te verbeteren.

7.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/682762 / JE RK 24-1570
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 29 augustus 2025;
7.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 29 augustus 2024 tot 29 augustus 2025;
7.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst het meer of anders verzochte af;
7.5.
wijst het verzoek met zaaknummer C/10/678231 / FA RK 24-3305 af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2024, in aanwezigheid van L.M. Buurman als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.