ECLI:NL:RBROT:2024:8840

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
ROT 23/1710 (einduitspraak)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak bestuursrecht na tussenuitspraak inzake motiveringsgebrek door college van burgemeester en wethouders

Op 9 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser uit Barendrecht en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 15 juli 2024, waarin de rechtbank verweerder de gelegenheid bood om een motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft echter besloten geen gebruik te maken van deze gelegenheid. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten op basis van artikel 8:57, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

In de einduitspraak oordeelt de rechtbank dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat verweerder de aanvraag van eiser niet had mogen afwijzen op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) zonder een verdere inhoudelijke toetsing van de noodzaak van de vergoeding van de kosten, zoals vereist onder artikel 15 van de Participatiewet (PW).

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder wordt opgedragen om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze en de tussenuitspraak. Tevens moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1710

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 september 2024 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit Barendrecht, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Jansen).

Procesverloop

Voor het verloop van de procedure tot en met 15 juli 2024 verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van die datum.
In deze tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak schriftelijk verklaard geen gebruik te maken van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:57, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet mogen afwijzen onder verwijzing naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een passende en toereikende voorliggende voorziening. In het kader van artikel 15 van de Participatiewet (PW) is een verdergaande inhoudelijke toets van de noodzaak van de vergoeding van de kosten aangewezen dan de enkele verwijzing naar de keuze van de wetgever in de Zvw.
3. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder eisers aanvraag eerst alsnog op basis van artikel 35 van de PW moet beoordelen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
5. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzitter, en mr. S. Veling en
mr. A.M.E.A. Neuwahl, leden, in aanwezigheid van mr.E. Grondman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.