Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 mei 2024, met bijlagen;
- het antwoord (de e-mail van [gedaagde] van 20 mei 2024), met bijlagen;
- de brief van de gemachtigde van Woonbron van 2 augustus 2024, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder had vanaf 24 maart 2022 een woning gehuurd van Woonbron, maar was gestopt met het betalen van de huur van € 667,81 per maand, wat resulteerde in een huurachterstand van € 7.581,39. De huurder gaf aan dat zij geen gehoor kreeg van verschillende instanties en personen, maar de kantonrechter oordeelde dat dit geen geldige reden was om de huur niet te betalen. De rechter benadrukte dat de huurder haar verplichtingen jegens de verhuurder moest nakomen, ongeacht de problemen die zij met derden ondervond.
De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden op basis van artikel 6:265 BW, omdat de huurachterstand ernstig genoeg was. De huurder werd veroordeeld om de huurachterstand te betalen en de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens werd de huurder verplicht om een gebruiksvergoeding van € 667,81 per maand te betalen tot de ontruiming plaatsvond. De kantonrechter wees de vordering van Woonbron om incassokosten en rente af, omdat de huurvoorwaarden een oneerlijke bepaling bevatten. De huurder werd ook veroordeeld in de proceskosten, die in totaal € 1.474,38 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk uitgevoerd kon worden, ook als de huurder in hoger beroep ging.