ECLI:NL:RBROT:2024:8828

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
11104590 CV EXPL 24-12642
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst wegens huurachterstand en de gevolgen voor de huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder had vanaf 24 maart 2022 een woning gehuurd van Woonbron, maar was gestopt met het betalen van de huur van € 667,81 per maand, wat resulteerde in een huurachterstand van € 7.581,39. De huurder gaf aan dat zij geen gehoor kreeg van verschillende instanties en personen, maar de kantonrechter oordeelde dat dit geen geldige reden was om de huur niet te betalen. De rechter benadrukte dat de huurder haar verplichtingen jegens de verhuurder moest nakomen, ongeacht de problemen die zij met derden ondervond.

De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden op basis van artikel 6:265 BW, omdat de huurachterstand ernstig genoeg was. De huurder werd veroordeeld om de huurachterstand te betalen en de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens werd de huurder verplicht om een gebruiksvergoeding van € 667,81 per maand te betalen tot de ontruiming plaatsvond. De kantonrechter wees de vordering van Woonbron om incassokosten en rente af, omdat de huurvoorwaarden een oneerlijke bepaling bevatten. De huurder werd ook veroordeeld in de proceskosten, die in totaal € 1.474,38 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk uitgevoerd kon worden, ook als de huurder in hoger beroep ging.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11104590 CV EXPL 24-12642
datum uitspraak: 6 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 mei 2024, met bijlagen;
  • het antwoord (de e-mail van [gedaagde] van 20 mei 2024), met bijlagen;
  • de brief van de gemachtigde van Woonbron van 2 augustus 2024, met bijlagen.
1.2.
Op 12 augustus 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens Woonbron mr. De Geus aanwezig. [gedaagde] heeft op haar verzoek telefonisch aan de zitting deelgenomen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 24 maart 2022 een woning van Woonbron. De huur is nu € 667,81 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Woonbron eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. [gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de woning verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 7.581,39 betalen
2.2.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 7.581,39 aan Woonbron te betalen. Woonbron heeft in de brief van haar gemachtigde van 2 augustus 2024 gespecificeerd dat dit de achterstand tot en met augustus 2024 is. [gedaagde] heeft dit niet betwist.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.3.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht is om de huur op tijd te betalen en zij dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] [gedaagde] heeft op de zitting toegelicht dat zij is gestopt om de huur te betalen omdat zij geen gehoor krijgt bij diverse instanties en personen. Zij heeft toegelicht dat zij wordt tegengewerkt bij het verkrijgen van een erfenis van € 250.000,- die vast zou staan in Noorwegen, dat er zonder haar toestemming een zorgmachtiging is aangevraagd en dat haar verhaal door diverse partijen buiten de dossiers wordt gehouden. [gedaagde] heeft erkend dat Woonbron hier buiten staat, maar dat zij had gehoopt dat Woonbron in overleg zou gaan met de partijen bij wie zij geen gehoor vindt.
2.4.
De kantonrechter kan en moet in deze procedure (alleen) beoordelen of [gedaagde] in haar contractuele relatie met Woonbron een goede reden had om de huur niet te betalen. Alles wat [gedaagde] naar voren heeft gebracht in de e-mails die zij bij haar antwoord heeft toegestuurd en wat zij tijdens de zitting heeft gezegd, staat los van haar relatie met Woonbron. [gedaagde] kan de omstandigheid dat zij bij anderen geen gehoor vindt, daarom niet gebruiken als argument om Woonbron niet meer te betalen. Woonbron hoeft geen rol te spelen in het contact met andere instanties en personen. Woonbron komt haar verplichtingen als verhuurder na en daar staat tegenover dat [gedaagde] dan haar verplichtingen als huurder moet nakomen. Van die verplichtingen is het (op tijd) betalen van de huur een van de belangrijkste.
[gedaagde] moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.5.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na nadat dit vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 667,81 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Woonbron heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] hoeft geen incassokosten en rente te betalen
2.6.
De kantonrechter wijst de incassokosten en de rente af. In de algemene huurvoorwaarden van Woonbron staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling, in artikel 17.1. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag Woonbron daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de incassokosten en rente uit de wet. [2] De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat de huurder een boete moet betalen als hij niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde] als zij te laat betaalt alleen de wettelijke rente en incassokosten moeten betalen. Woonbron wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
Verder geen oneerlijke bepalingen
2.7.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Woonbron op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.474,38. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonbron dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonbron te betalen € 7.581,39 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 7 mei 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 september 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonbron te betalen € 667,81 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 1.474,38;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021 (Dexia)