ECLI:NL:RBROT:2024:8827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
10755421 CV EXPL 23-28316
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst met lange ontruimingstermijn wegens minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de huurder, aangeduid als [gedaagde], in een procedure betrokken waarbij zij onder bewind is gesteld. De eiser, Stichting Woonstad Rotterdam, heeft vorderingen ingesteld tegen de huurder, waaronder het betalen van een huurachterstand, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De huurder heeft een huurachterstand van € 6.290,56 opgebouwd, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden vanwege deze achterstand, die ernstig genoeg is om de overeenkomst te beëindigen. De kantonrechter heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden, waaronder het feit dat de huurder drie minderjarige kinderen heeft. Om die reden is de ontruimingstermijn vastgesteld op drie maanden na betekening van het vonnis, zodat de kinderen de tijd hebben om een nieuw onderkomen te vinden. De huurder is ook veroordeeld tot het betalen van een gebruiksvergoeding van € 767,59 per maand tot de ontruiming plaatsvindt. De proceskosten zijn voor rekening van de huurder, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad direct kan overgaan tot ontruiming, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10755421 CV EXPL 23-28316
datum uitspraak: 6 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 oktober 2023, met bijlagen;
  • de brief van [naam 1] van 12 oktober 2023, met bijlage;
  • de aantekeningen van het mondeling verweer van [gedaagde] van 31 oktober 2023;
  • de brief van de gemachtigde van Woonstad van 13 december 2023;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 december 2023;
  • de akte van Woonstad van 18 januari 2024, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 19 april 2024;
  • de e-mail van de gemachtigde van Woonstad van 30 april 2024, met bijlage;
  • het herstelexploot / de hernieuwde oproeping van 8 mei 2024;
  • de akte van Woonstad van 13 juni 2024.
1.2.
De dagvaarding van 4 oktober 2023 is uitgebracht tegen [gedaagde] en [naam 1] . In haar brief van 13 december 2023 heeft Woonstad de procedure tegen [naam 1] ingetrokken.
1.3.
Op 20 december 2023 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was namens Woonstad de gemachtigde aanwezig. [gedaagde] was aanwezig, vergezeld door [naam 2] (budgetcoach). Tijdens deze zitting heeft [gedaagde] verklaard dat zij bewind heeft aangevraagd. Het bewind is ingesteld met ingang van 6 februari 2024. Bij rolbeslissing van 19 april 2024 is Woonstad in de gelegenheid gesteld om de bewindvoerder bij exploot op te roepen. Woonstad heeft dat bij exploot van 8 mei 2024 gedaan en de bewindvoerder opgeroepen tegen de rolzitting van 16 mei 2024. De bewindvoerder is niet in de procedure verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 8 mei 2012 een woning van Woonstad. De huur was op het moment van het uitbrengen van de dagvaarding € 767,59 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Woonstad eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt. [gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de woning ontruimen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde]
moet een huurachterstand van € 6.290,56 betalen
2.2.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 6.290,56 aan Woonstad te betalen. Woonstad heeft in haar akte van 13 juni 2024 toegelicht dat dat de huurachterstand is tot en met 30 juni 2024 [gedaagde] heeft de hoogte van de huurachterstand niet betwist.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.3.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] (en later de bewindvoerder namens haar) verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] Er zijn de kantonrechter geen omstandigheden bekend die maken dat de huurovereenkomst niet ontbonden moet worden. De lopende huur wordt door de bewindvoerder nu wel steeds betaald, maar de achterstand wordt niet ingelopen.
[gedaagde]
moet de woning ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.4.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al haar spullen verlaten. [gedaagde] heeft drie minderjarige kinderen. Op 31 oktober 2023 waren de kinderen anderhalf, vijf en negen jaar. Omwille van het belang van de kinderen (het vinden van een nieuw dak boven hun hoofd), wordt de ontruimingstermijn op drie maanden na betekening van dit vonnis gesteld. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 767,59 per maand betalen (artikel 7:225 BW), te vermeerderen met het bedrag waarmee de huur per 1 juli 2024 is verhoogd. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
Geen oneerlijke bepalingen
2.5.
De kantonrechter heeft onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonstad moet betalen op € 130,57 aan dagvaardingskosten, € 514,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.457,57. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonstad dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen. De kantonrechter wijst de uitvoerbaarheid bij voorraad toe, omdat van Woonstad niet kan worden verwacht dat zij wacht met de ontruiming terwijl op de huurachterstand (die fors is) geen enkel bedrag wordt afgelost.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonstad te betalen € 6.290,56;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege haar bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 juli 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Woonstad te betalen € 767,59 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 1.457,57;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810