In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker 1] en [verweerster] over de vraag of de buitenzonwering (screens) van de appartementen tot de gemeenschappelijke zaken behoren. [verzoeker 1], eigenaar van een appartementsrecht, betwistte het besluit van de vergadering van eigenaars van 8 april 2024, waarin werd besloten dat het onderhoud van de screens niet op kosten van de gezamenlijke eigenaars zou worden uitgevoerd. Hij stelde dat dit besluit in strijd was met de splitsingsakte en vroeg om vernietiging van het besluit.
De kantonrechter oordeelde dat de splitsingsakte zo moet worden uitgelegd dat de screens niet gemeenschappelijk zijn. De rechter baseerde zich op de artikelen 9.1 en 9.3 van de splitsingsakte, waarbij artikel 9.3 een uitzondering maakt op de hoofdregel van artikel 9.1. De kantonrechter concludeerde dat de screens uitsluitend dienstbaar zijn aan het eigen appartement van [verzoeker 1] en dat de besluiten van de vergadering geldig zijn. Hierdoor werden de verzoeken van [verzoeker 1] afgewezen.
Daarnaast werd [verzoeker 1] veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van [verweerster] werden begroot op € 813,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en alle andere verzoeken zijn afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke bepalingen in de splitsingsakte en de rol van de vergadering van eigenaars bij het nemen van besluiten over gemeenschappelijke zaken.