“PB ( [gedaagde 1] , rechtbank): Dus mijn vraag is: wat kunnen wij dan... laten we zeggen als u zegt: ik heb dat geld niet, dat u bij wijze van spreken niet liquiditeit zou hebben (JA: die hebben we niet), dat weet ik niet (JA: die... die hebben we niet) Ik... ik... ik weet het niet, weetje, maar zou u ons een andere borg kunnen geven? Dat we... dat we zeggen: joh, dan... neem de tijd en geef ons een wat hardere zekerheid. Want, ja, ik heb een zekerheid op een stichting. En die stichting heeft niks.
JA ( [gedaagde 1] , rechtbank): Nee, die... die st... die stichting heeft niks, nee, dat klopt.
PB: Ja, daar hebben we een zekerheid op.
JA: Die stichting die... die heeft dus... ja, die vordering dadelijk op eh... hier op (PB: ja) op het bouwconsortium. Dat... dat ben ik met u eens, ja.
PB: Dus hebt u niet wat anders, dat je zegt: joh, weet je wel, we gaan hem niet aanspreken, ik heb er geen haast mee, maar dat ik een zékerheid heb of zo, weet je, we z... misschien, weet ik veel, hebt u een huis of een schilderij of eh... weet ik het.
(…)
JA: Ik wil graag heel open kaart spelen.
PB: Ja, alstublieft.
JA: Zelf heb ik het niet op dit moment. Anders wa... was... was ik d'r van af. Dan zaten we
niet hier. Maar ik heb nog een vordering van vijfeneenhalve ton op [gedaagde 2] .
(…)
JA: Nee, maar daar hoef je niet over... de... de... ik heb... ik leg alles op tafel. Ik heb die vordering. Die vordering inclusief rente is hier vijfenhalve ton. Kan ik zo uitrekenen. Kan... en ik wil... cedeer ik jullie die.
JF ( [eiser 1] , rechtbank): Ja, zo bedoel ik het (PB: ja, ja) dat het gecedeerd is en...
JA: En dan doen jullie het werk. (JF: ja) (PB: ja) En dan eh... dan zeggen jullie wat er uit komt (klapt in handen) fifty/fifty.
PB: Nou, dat hoeft nog geeneens, joh.
JF: Bij ons geld... gaat het om het geld. En als er meer uit komt is de rest voor u.
JA: Doen we zo.
(…)
JF: Nou, u stelde net voor, en toen zei ik al gelijk: nou, dat hoe... nou, dat zei jij ook. Die hele eh... schuld die eh... [gedaagde 2] heeft aan u, om die dan, als wij het gaan doen, naar ons te sturen. Maar dat is natuurlijk hartstikke mooi, zeker voor mijn stichting, met... met mijn ziekte, maar dat vragen we u niet. Dat is niet correct. U heeft eh... een schuld aan ons, staat dan gemeld van honderdveertigduizend. Nou, en dan, als we wat kosten hebben van [persoon B] of een ander (JA: ja, ja) tellen we d'r bij op, en dat is het dan. Niet meer.
JA: Nou ja, dan... ja, dat wil ik ook wel. Kijk, als we die... die zaak kunnen binnenhalen, dan zeg ik: ja, pak er dan nog vijftigduizend rente bij.
JF: la. Dat is wel heel correct.
JF: Ja. Nou, als we het hierbij houden, laten we daar onze tijd aan gaan besteden (JA: ja) en dan laten we u lekker met rust vandaag, want het weekend komt er aan.
(…)”