ECLI:NL:RBROT:2024:8819

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/7969
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot woningsluiting wegens vondst van lachgas

Op 9 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening vroeg tegen de sluiting van zijn woning voor de duur van drie maanden. Deze sluiting was het gevolg van de vondst van ongeveer 7 kg lachgas in de woning, wat in strijd is met de Opiumwet. De burgemeester van Rotterdam had op 15 augustus 2024 besloten tot sluiting van de woning, na een incident waarbij de politie was ingeschakeld vanwege een geweldsincident. Verzoeker, die op dat moment in Marokko verbleef, had zijn sleutel aan zijn neef gegeven om voor de post te zorgen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was gezien de hoeveelheid aangetroffen lachgas en de ernst van de situatie. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker af tegen de noodzaak van de sluiting voor de openbare orde en concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning voor drie maanden kan doorgaan. De uitspraak benadrukt dat verzoeker verantwoordelijk blijft voor wat er in zijn woning gebeurt, ook al was hij niet aanwezig tijdens het incident.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7969

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 september 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D.H. van Tongerlo),
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam,

(gemachtigden: mr. A. Wintjes en mr. M. Rolle).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting Havenstederuit Rotterdam (verhuurder) (gemachtigde: mr. G. Meijerink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 15 augustus 2024, waarbij de woning van verzoeker aan de [adres] te Rotterdam (hierna: de woning) voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet zal worden gesloten.
Verzoeker heeft tegen voornoemd besluit op 15 augustus 2024 bezwaar gemaakt.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn gemachtigde, de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigde van de derde-partij, vergezeld van [persoon A] en
[persoon B] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Verzoeker huurt de woning (appartement) aan de [adres] te Rotterdam. De Stichting Havensteder is de eigenaar van deze woning.
Wat is er gebeurd?
4. Volgens de bestuurlijke rapportage van 11 juli 2024 is het politiepersoneel van het basisteam Delfshaven op 23 juni 2024 omstreeks 08.20 uur naar de woning gegaan in verband met de melding van een geweldsincident. Volgens de melder zou daar een persoon voor de deur staan, een man in zwarte kleding. Deze man zou een vriend van een vriend zijn en had de melder geslagen en vastgehouden in de woning. Hij stond buiten voor de deur van de woning.
In de bestuurlijke rapportage staat verder het volgende vermeld:
“Toen het politiepersoneel de straat inreed, zagen zij een man die aan het signalement voldeed. Deze man sprak het politiepersoneel aan. Het politiepersoneel hoorde de man zeggen: "
Jullie moeten die vrouw uit de woning van mijn neef zetten. Zij is dronken en zorgt voor overlast bij de buren." Hierbij wees de man de portiekwoning op huisnummer [huisnummer X] aan. De man heeft voor het politiepersoneel de portiekdeur op de begane grond geopend met de huissleutels.
Aangekomen op de derde verdieping bij huisnummer [huisnummer X] werd de deur van deze woning na aankloppen geopend door een jonge dame met lang donker haar, gekleed in een zwarte blouse met daaronder een zwarte korte broek. Het politiepersoneel zag dat deze dame een dikke lip had en verklaarde dat zij de politie had gebeld omdat de jonge man haar had geslagen. Deze dame vertelde het volgende:
"
Ik was hier met nog een vriend en vriendin van mij. We waren eerst met vier personen. Zij zijn hier niet meer, maar die vriend heeft mij geholpen om de man de deur uit te duwen. Die man wilde meer van mij dan ik wilde en daarom werd hij kwaad op mij."
Het politiepersoneel heeft vervolgens bij alle buren gevraagd of zij iets hadden gehoord. Enkele buren hadden gehoord dat een vrouw riep: "Laat me gaan, laat me los."
Gezien het verhaal van de dame, het zichtbare letsel en het buurtonderzoek heeft het politiepersoneel de man buiten voor de deur op heterdaad aangehouden voor mishandeling. De dame werd naar het politiebureau meegenomen voor het doen van aangifte.
Op het politiebureau heeft het politiepersoneel aan de dienstdoende chef gemeld dat zij een aantal lachgasflessen hebben gezien, en zwarte ballonnen.
Hierop heeft de hulpofficier van justitie een machtiging uitgegeven aan het politiepersoneel om de woning te betreden en deze flessen in beslag te nemen.
Op zondag 23 juni 2024, omstreeks 16.00 uur, ging het politiepersoneel met de uitgegeven machtiging naar de woning aan de [adres] te Rotterdam om de flessen in beslag te nemen.
Bij aankomst bij de woning hoorden zij dat er iemand aanwezig was.
Na aanbellen werd de deur niet geopend. Hierop heeft het politiepersoneel de deur opengebroken en de woning betreden. In de woning troffen zij een man aan, […]
Het binnentreden vond plaats zonder toestemming van deze man. Deze man gaf aan namens de bewoner op te treden. Deze man verklaarde dat hij een vriend was van de hoofdbewoner. Hij stond echter niet ingeschreven op dit adres. [..]
In de woning heeft het politiepersoneel in totaal zeven lachgasflessen in beslag genomen. De man werd uit de woning verwijderd en de woning werd afgesloten en achtergelaten met een hangslot om 16.30 uur. […]”
5. Uit onderzoek is gebleken dat alle flessen gevuld waren met lachgas. In totaal bevatten de flessen 6,975 kilogram. Verder lagen in de woning veel zwarte ballonen die voornamelijk worden gebruikt voor het gebruiken van lachgas.
Waar gaat het in deze zaak om?
6.1
Naar aanleiding van deze bestuurlijke rapportage van 11 juli 2024 heeft de burgemeester aan verzoeker op 23 juli 2024 het voornemen kenbaar gemaakt om tot sluiting van de woning van verzoeker over te gaan.
6.2
Verzoeker heeft hierop een zienswijze, gedateerd 6 augustus 2024 ingediend.
In deze zienswijze heeft verzoeker onder meer aangevoerd dat hij voor een kortdurend verblijf in Marokko was en dat hij de sleutel van zijn woning aan zijn neef heeft overhandigd om voor de post te zorgen. Op het moment dat hij hoorde van het incident heeft hij er voor gezorgd dat zijn neef de sleutel van zijn woning aan een ander overhandigde.
Het is volgens verzoeker absoluut niet mogelijk dat er weer een dergelijk incident plaatsvindt. Een sluiting van de woning is dan ook niet meer noodzakelijk. Ook voor de terugkeer van de rust in de omgeving is een sluiting van de woning niet nodig. Er is geen bekende overlast en het was niet de bewoner die voor het incident heeft gezorgd. In het kader van de evenwichtigheid kan evenmin tot sluiting van de woning worden besloten, want verzoeker treft geen enkele blaam. In de belangenafweging dient te worden meegewogen – kort samengevat – dat zijn twee kinderen vaak bij hem verblijven, dat verzoeker dakloos zal worden en dat het voor hem in de toekomst moeilijk zal zijn een sociale huurwoning te gaan huren (in verband met de zogenoemde ‘zwarte lijst’).
6.3
De burgemeester heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.
De burgemeester heeft toegezegd dat de woning openblijft tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Heeft verzoeker een spoedeisend belang?

8. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
9.
De voorzieningenrechter neemt een spoedeisend belang aan omdat verzoeker na het sluiting van de woning geen toegang meer heeft tot zijn woning en verblijfsplaats.
Beoordelingskader
10. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is verweerder bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in de woning soft- en of harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
11. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan.
Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
12.1
De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen.
Bij softdrugs is dat het geval als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen.
12.2
Vaststaat dat in de woning in totaal 6,975 kilogram lachgas is aangetroffen. Dit is een overschrijding van de hiervoor genoemde grenzen. De burgemeester heeft de aangetroffen hoeveelheid lachgas als een handelshoeveelheid kunnen aanmerken en was daarom in beginsel bevoegd de woning te sluiten. Desgevraagd heeft verzoeker ter zitting verklaard de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot sluiting niet te betwisten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
13.1
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
13.2
Verzoeker bestrijdt de noodzaak tot sluiting van de woning en stelt dat sprake is van een eenmalig incident. De vermeende drugsoverlast kan niet gerelateerd worden aan de woning. Er is ook nog nooit een overlastmelding gedaan. Volgens verzoeker is er geen sprake van loop op het pand. Ook heeft verzoeker maatregelen genomen om te voorkomen dat er in de toekomst nog een keer een dergelijk incident plaatsvindt.
13.3
In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.
13.4
De voorzieningenrechter staat dus voor de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Uit jurisprudentie blijkt dat verschillende factoren een rol kunnen spelen bij de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Zo is de noodzaak tot sluiting groter als er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld en de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt.
13.5
Vaststaat dat er, naast een handelshoeveelheid lachgas, ook veel zwarte, lege ballonnen in de woning zijn aangetroffen. Die ballonnen worden voornamelijk gebruikt voor het gebruiken van lachgas. Lachgas is een middel, zoals bedoeld in lijst II van de Opiumwet.
Aangenomen kan worden dat het lachgas in dan wel vanuit de woning werd verhandeld, afgeleverd en/of verstrekt.
Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 11 juli 2024, dat de wijkagent op 26 juni 2024, dus een aantal dagen na de gebeurtenissen op 23 juni 2024, een buurtonderzoek heeft uitgevoerd. Tijdens dit buurtonderzoek gaven meerdere buurtbewoners aan dat er veel aanloop was en dat telkens verschillende mensen de woning in- en uitliepen. Meerdere personen hadden toegang tot de woning. Deze buurtbewoners willen anoniem blijven uit angst voor represailles van de bewoners of gebruikers van de woning.
De wijkagent zag ook dat het hangslot van de woning was veranderd en dat het naamplaatje van de vorige bewoners, die al twee jaar geleden zijn vertrokken, er nog steeds hing.
In de woning zijn meerdere personen aanwezig geweest. Twee van hen staan bij de politie geregistreerd als vuurwapengevaarlijk. De in de woning aangetroffen vrouw verklaarde dat zij aldaar werd geslagen, bedreigd en vastgehouden.
Verzoeker staat als enige bewoner ingeschreven op het adres van de woning. Bij de politie zijn het afgelopen jaar twee meldingen van aandacht vestiging over verzoeker gemaakt en zijn er de afgelopen 60 maanden 19 registraties over hem. Het is opvallend dat verzoeker zich niet bij de politie heeft gemeld om de sleutel van de woning op te halen.
Verder is niet in geschil is dat de woning zich in een kwetsbare wijk bevindt en dat het gebied waarin de woning is gelegen is aangewezen als veiligheidsrisicogebied.
13.6
Gelet op dit alles heeft de burgemeester mogen aannemen dat het hier om een ernstig geval gaat. De burgemeester heeft geen aanleiding hoeven zien om met een waarschuwing te volstaan en de sluiting van de woning noodzakelijk mogen achten.
Een zichtbare sluiting van een woning is een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het herstel van de openbare orde en om herhaling te voorkomen. Ook draagt de sluiting bij aan het gevoel van veiligheid.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
14.1.
Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
14.2.
Verzoeker stelt dat de sluiting niet evenwichtig is. Hij voert daartoe aan dat hij helemaal niets met het incident op 23 juni 2024 te maken heeft. Hij was niet thuis en niet eens in Nederland op het moment dat het incident plaatsvond. Verzoeker heeft zijn sleutel aan zijn neef toevertrouwd zodat naar de post gekeken kon worden. Nadat hij bekend was geraakt met het incident, heeft hij er direct voor gezorgd dat er zoiets nooit meer kan gebeuren. Als de woning wordt gesloten, zal de Stichting Havensteder als verhuurder waarschijnlijk overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst met alle gevolgen van dien.
14.3.
De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Inherent aan een sluiting van een woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid.
De Stichting Havensteder heeft in dit geval aangekondigd de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Dit kan er toe leiden dat verzoeker ook na de sluiting van de woning voor drie maanden niet meer terug kan naar zijn woning. Daartegenover staat dat verzoeker als huurder verantwoordelijk is voor de ontstane situatie. Hoewel uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet duidelijk is geworden dat verzoeker daadwerkelijk in het buitenland verbleef, vindt de voorzieningenrechter dat verzoeker ook bij afwezigheid verantwoordelijk blijft voor wat er in zijn woning gebeurt.
Dat verzoeker er voor heeft gezorgd dat zijn neef direct de sleutel heeft moeten laten afgeven bij zijn ex-partner en moeder van zijn kinderen, maakt dit niet anders.
De voorzieningenrechter neemt daarbij in overweging dat verzoeker zich er voor zijn gestelde vertrek naar Marokko van had moeten vergewissen of zijn sleutels van de woning bij deze neef wel in goede handen waren. Daarnaast merkt de voorzieningenrechter op dat in de woning meerdere mannen zijn aangetroffen die kennelijk ook beschikten over de sleutels van de woning en dat daarover verzoeker geen openheid van zaken heeft gegeven. Bij de afweging neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeker zijn verblijf in Marokko boven de veiligheid en leefbaarheid van zijn woning heeft gesteld en geen contact heeft opgenomen met de politie.
De voorzieningenrechter erkent dat het lastig is dat verzoeker zijn minderjarige kinderen niet meer kan ontvangen in zijn woning bij sluiting daarvan, maar is van oordeel dat de omgang tussen verzoeker en zijn kinderen ook elders kan plaatsvinden. Daarnaast hebben de kinderen niet hun hoofdverblijf bij verzoeker. Verder is niet gebleken dat verzoeker om medische of andere redenen is aangewezen op deze woning.
14.4.
Dat de sluiting ertoe zal leiden dat mogelijk de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat verzoeker vervolgens een aantal jaar niet meer in aanmerking kan komen voor een sociale huurwoning in de regio, maakt in de hiervoor besproken omstandigheden van dit geval niet dat sluiting van de woning onevenwichtig is.
Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat ter zitting is gebleken dat verzoeker in het geval van een registratie bij het regionaal vangnet enkel niet meer in aanmerking komt voor een sociale huurwoning in de regio Rotterdam. Het is voor verzoeker wel mogelijk om in andere regio’s naar een woning te zoeken. Ook kan hij mogelijk op een andere manier dan via een woningbouwvereniging aan een woning komen.

Conclusie en gevolgen

15. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Dat betekent dat de burgemeester de woning van verzoeker mag sluiten voor de duur van drie maanden.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.