ECLI:NL:RBROT:2024:8818

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
ROT 23/4321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek voor speelvoorziening in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek met betrekking tot de bouw van een speelvoorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem had op 12 september 2022 het handhavingsverzoek afgewezen, en dit besluit bleef in stand na het bestreden besluit van 9 mei 2023. De rechtbank heeft op 26 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, evenals de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college ten tijde van het bestreden besluit niet bevoegd was om handhavend op te treden, omdat er een omgevingsvergunning was verleend voor de speelvoorziening. Dit betekent dat er geen overtreding was op grond waarvan het college kon handhaven. De eisers, die overlast ervaren van de speelvoorziening, stellen dat de omgevingsvergunning onterecht is verleend en dat er gehandhaafd moet worden. De rechtbank concludeert echter dat het beroep ongegrond is, omdat de omgevingsvergunning de overtreding heeft gelegaliseerd.

De uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits en is openbaar uitgesproken op 9 september 2024. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak biedt ook informatie over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2024 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. P.R. Botman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem

(gemachtigde: [persoon A] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: gemeente Gorinchem (derde-belanghebbende).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek wegens het zonder omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan bouwen van een speelvoorziening.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 12 september 2022 (hierna: het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 mei 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
Het verzoek om handhaving van de Wabo is gedaan op 11 mei 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
3. De rechtbank beoordeelt het in stand laten van de afwijzing van het handhavingsverzoek. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat de zaak over?
5. Eisers wonen aan de [adres] in Gorinchem en ervaren overlast van een nieuwe speelvoorziening. Zij hebben het college op 11 mei 2022 onder meer verzocht om handhaving wegens het zonder omgevingsvergunning bouwen van de speelvoorziening in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo). De gemeente Gorinchem heeft een omgevingsvergunning gekregen voor het bouwen van de speelvoorziening. Daar gaat een andere procedure met kenmerk ROT 22/6114 over.
Is er ten tijde van het bestreden besluit een overtreding op grond waarvan het college bevoegd is om handhavend tegen op te treden?
6. Eisers stellen dat de omgevingsvergunning met betrekking tot het strijdig gebruik en de bouwvoorschriften onterecht is verleend en dat deze voor vernietiging in aanmerking komt. Eisers blijven daarom op het standpunt dat er gehandhaafd moet worden op het strijdige gebruik en strijd met de bouwvoorschriften.
6.1.
De rechtbank dient te beoordelen of het college ten tijde van het nemen van het bestreden besluit de afwijzing van het verzoek om handhaving terecht in stand had gelaten. Het college is bevoegd tot handhaving indien er sprake is van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo. Op 30 mei 2022 heeft het college aan derde-belanghebbende een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo). Met het bestreden besluit van 9 november 2022 heeft het college ook vergunning verleend voor de activiteit gebruik in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo). Dit betekent dat er ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek op 9 mei 2023 geen overtreding bestond waartegen het college bevoegd was om handhavend op te treden. Met de omgevingsvergunning is immers de overtreding gelegaliseerd. Dit brengt met zich mee dat het college de afwijzing van het handhavingsverzoek van eisers ten tijde van het nemen van het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten. Een vernietiging van een omgevingsvergunning brengt daar geen verandering in, omdat deze omstandigheid zich voordoet na het nemen van het bestreden besluit is.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Regenboog, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2024.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.