ECLI:NL:RBROT:2024:8814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
C/10/673766 / FA RK 24-1168
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na echtscheiding met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2024 een beschikking gegeven over de wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van de ouders. De vrouw, die de hoofdverblijfplaats van de kinderen heeft, verzocht om uitbreiding van de zorgregeling met de andere ouder, de man. De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift van de vrouw, ingediend op 13 februari 2024, en het verweerschrift van de man, ingekomen op 30 juli 2024. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 augustus 2024, waarbij beide ouders en de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen op 12 september 2022 is ontbonden en dat zij gezamenlijk ouder gezag uitoefenen over hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2015 en 2017. De vrouw heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling, omdat zij meer ondersteuning nodig heeft in de zorg voor haar kinderen, vooral voor de oudste, die autisme heeft. De rechtbank heeft de gewijzigde omstandigheden, zoals de verslechterde gezondheidssituatie van de vrouw, erkend en heeft besloten om de zorgregeling voor de zomervakantie te wijzigen. De rechtbank heeft bepaald dat de kinderen in de even jaren in de eerste week van de kerstvakantie en in de oneven jaren in de tweede week bij de man verblijven.

De rechtbank heeft echter andere onderdelen van het verzoek van de vrouw afgewezen, onder andere omdat de gezondheidssituatie van de man ook niet stabiel is en omdat er mogelijkheden zijn voor gespecialiseerde gezinshulp. De rechtbank heeft partijen ook verwezen naar een hulpverleningstraject voor omgangsbegeleiding. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/673766 / FA RK 24-1168
Beschikking van 10 september 2024 over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling).
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. L.L. Schipper-Heikens te Den Haag,
t e g e n
[naam man], hierna: de man
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. T.A.D. Luijten te IJsselstein.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 13 februari 2024;
  • het verweerschrift van de man, ingekomen op 30 juli 2024;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 8 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op13 augustus 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [persoon A] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 12 september 2022 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 19 augustus 2022 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats 2] .
2.3.
Partijen zijn van rechtswege belast met het gezamenlijk ouder gezag over de minderjarige kinderen.
2.4.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld, dat zij 18 mei 2022 op hebben ondertekend, waaronder andere de zorgregeling is opgenomen. Dit ouderschapsplan is opgenomen in de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 19 augustus 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Zorgregeling
3.1.1.
De vrouw verzoekt wijziging van de beschikking van 19 augustus 2022 en het daarin opgenomen ouderschapsplan, in die zin dat een zorgregeling wordt vastgesteld als volgt:
  • drie weekenden per vier weken van 15:00 tot zondag 18:00 uur, waarbij [voornaam minderjarige 1] één keer in de acht weken een weekend alleen bij vader verblijft en [voornaam minderjarige 2] dus één weekend per acht weken bij de vrouw verblijft;
  • gedurende twee aaneensluitende weken in de zomervakantie voor zowel [voornaam minderjarige 1] als [voornaam minderjarige 2] en een derde week voor [voornaam minderjarige 1] , welke aansluitend aan de twee weken of een losse week mag zijn, zodat [voornaam minderjarige 1] een week per jaar alleen bij man verblijft en [voornaam minderjarige 2] een week per jaar alleen bij de vrouw verblijft;
  • gedurende de oneven jaren in de eerste week van de kerstvakantie en gedurende de even jaren in de tweede week van de kerstvakantie;
  • in de even jaren gedurende de herfstvakantie en in de oneven jaren gedurende de voorjaarsvakantie;
  • in de even jaren gedurende kerstavond en eerste kerstdag en gedurende de oneven jaren tijdens oud en nieuw;
  • gedurende tweede paasdag en tweede pinksterdag;
  • dat de man de kinderen zal halen en brengen.
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing over een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.1.4.
De rechtbank ziet in de verslechtering van de gezondheidssituatie van de vrouw gewijzigde omstandigheden die beoordeling van het verzoek tot wijziging van de zorgregeling rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
3.1.5.
Vaststaat dat de vrouw op 11 juli 2022 is ingetrokken bij haar moeder, zodat zij ondersteuning van haar familie kon krijgen bij het verzorgen van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . [voornaam minderjarige 1] heeft namelijk autisme en veel extra zorg nodig. De vrouw stelt dat zij meer ondersteuning van de man nodig heeft in de verzorging van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , zodat zij het kan volhouden. De vrouw wenst de zorgregeling daarom te wijzigen. Daarnaast is het voor de vrouw belangrijk dat [voornaam minderjarige 2] ook een-op-een tijd met de vrouw door kan brengen zonder dat alle aandacht naar [voornaam minderjarige 1] gaat. De vrouw kan haar werk niet meer combineren met de zorg voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , ondanks de intensieve hulp van haar ouders die vier dagen per week oppassen als de vrouw werkt. Dit is grotendeels gelegen in de extra zorg die [voornaam minderjarige 1] nodig heeft. De vrouw zit sinds november 2023 overspannen thuis en staat houdt het niet langer vol. Ook [voornaam minderjarige 2] lijdt duidelijk onder het autisme van [voornaam minderjarige 1] en de zorg die daarmee gepaard gaat
3.1.6.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het in belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] om het verzoek van de vrouw voor zover dit verzoek ziet op de zomervakantie toe te wijzen. Partijen hebben in het ouderschapsplan opnemen te streven naar een gelijkwaardige verdeling van de vakantiedagen en het daaraan gekoppelde verblijf van de kinderen. Op dit moment heeft de vrouw tijdens de vakanties de minderjarigen meer bij zich dan de man. Door te beslissen dat de man [voornaam minderjarige 1] een extra week in de zomervakantie bij zich heeft, wordt de intentie van partijen in het ouderschapsplan gehonoreerd. Bovendien zal dit de vrouw enigszins ontlasten en tevens haar de mogelijkheid bieden om alleen tijd met [voornaam minderjarige 2] door te brengen. Het staat de man vrij om als hij de zorg alleen te zwaar vindt hulp te vragen van familie en anderen. De rechtbank acht dit samen met de raad in belang van [voornaam minderjarige 2] en niet tegen het belang van [voornaam minderjarige 1] . Gelet op de overgelegde stukken concludeert de rechtbank dat de man en de vrouw het eens zijn om de zorgregeling zodanig te wijzigen dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] de oneven jaren in de eerste week en gedurende de even jaren in de tweede week van de kerstvakantie bij de man zullen verblijven. De rechtbank zal het verzoek op die onderdelen dan ook toewijzen.
3.1.7.
De overige onderdelen van het verzoek van de vrouw zal de rechtbank afwijzen. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van de vrouw, is gebleken dat de gezondheidssituatie van de man ook niet stabiel is. Daarbij komt dat de vrouw op eigen initiatief is verhuisd, waardoor de eerder overeengekomen zorgregeling niet meer toereikend was. Bovendien is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat er voor de weekenden de mogelijkheid bestaat om gespecialiseerde gezinshulp voor [voornaam minderjarige 1] in te zetten die de zorg voor [voornaam minderjarige 1] op zich nemen. Dit zal ertoe leiden dat er ruimte ontstaat bij beide ouders om iets te ondernemen met [voornaam minderjarige 2] . De rechtbank begrijpt dat de vrouw een voorkeur heeft voor ondersteuning en opvang in eigen familie- en vriendenkring maar gelet op de gezondheidsbeperkingen bij de man, kan extra opvang van de man niet worden gevergd. Een vaste opvang door derden voor bepaalde weekenden brengt ook rust en stabiliteit voor de minderjarigen. Met name dat is in hun belang.
3.1.8.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan een hulpverleningstraject. De rechtbank bepaalt dat partijen deelnemen aan het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding. De rechtbank heeft dit vastgelegd in het proces-verbaal dat partijen hebben ontvangen. Dit proces-verbaal is al verstuurd naar het routeringspunt voor aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal ook deze beschikking versturen naar het routeringspunt.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de bij beschikking van deze rechtbank van 19 augustus 2022 vastgestelde regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in die zin dat:
  • [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gedurende de even jaren in de eerste week van de kerstvakantie en gedurende de oneven jaren in de tweede week van de kerstvakantie bij de man zullen verblijven;
  • in de zomervakantie zowel [voornaam minderjarige 1] als [voornaam minderjarige 2] twee weken aaneengesloten en [voornaam minderjarige 1] een derde week alleen bij man verblijven.
4.2.
verwijst partijen naar het Uniform HulpAanbod voor omgangsbegeleiding;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van B. Bajra, griffier, op 10 september 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.