In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2024 een beschikking gegeven over de wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen na de echtscheiding van de ouders. De vrouw, die de hoofdverblijfplaats van de kinderen heeft, verzocht om uitbreiding van de zorgregeling met de andere ouder, de man. De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift van de vrouw, ingediend op 13 februari 2024, en het verweerschrift van de man, ingekomen op 30 juli 2024. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 augustus 2024, waarbij beide ouders en de raad voor de kinderbescherming aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen op 12 september 2022 is ontbonden en dat zij gezamenlijk ouder gezag uitoefenen over hun twee minderjarige kinderen, geboren in 2015 en 2017. De vrouw heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling, omdat zij meer ondersteuning nodig heeft in de zorg voor haar kinderen, vooral voor de oudste, die autisme heeft. De rechtbank heeft de gewijzigde omstandigheden, zoals de verslechterde gezondheidssituatie van de vrouw, erkend en heeft besloten om de zorgregeling voor de zomervakantie te wijzigen. De rechtbank heeft bepaald dat de kinderen in de even jaren in de eerste week van de kerstvakantie en in de oneven jaren in de tweede week bij de man verblijven.
De rechtbank heeft echter andere onderdelen van het verzoek van de vrouw afgewezen, onder andere omdat de gezondheidssituatie van de man ook niet stabiel is en omdat er mogelijkheden zijn voor gespecialiseerde gezinshulp. De rechtbank heeft partijen ook verwezen naar een hulpverleningstraject voor omgangsbegeleiding. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn van drie maanden gesteld voor het instellen van hoger beroep.