In deze zaak hebben verzoekers op 14 juni 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift aanvankelijk gepland op 17 juli 2024, maar dit is uitgesteld omdat verzoekers niet konden verschijnen. Uiteindelijk vond de zitting plaats op 31 juli 2024, waar verzoekers niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De verweerster, vertegenwoordigd door de heer M. Heeren, heeft de rechtbank van informatie voorzien over de huurachterstand van verzoekers. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers in de maanden mei, juni en juli 2024 huurachterstanden hebben opgelopen en dat de huur voor augustus 2024 ook niet is voldaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de lopende huurtermijnen kunnen worden voldaan, en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid voor verzoekers om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.