ECLI:NL:RBROT:2024:8801

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
10-209655-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door snelheidsovertreding en doorrijden na ongeval

Op 3 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een lijnbus betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte reed op 4 augustus 2022 te Heenvliet met een snelheid van tussen de 62 en 66 kilometer per uur, terwijl de tijdelijk geldende maximumsnelheid 30 kilometer per uur was. Hierdoor heeft hij een overstekende fietser, die later overleed aan de gevolgen van het ongeval, niet tijdig opgemerkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als professioneel bestuurder, had moeten rekening houden met de mogelijkheid van overstekende fietsers en dat zijn snelheid een ernstige verkeersfout was. De verdachte heeft na het ongeval de plaats van het ongeval verlaten, wat ook als strafbaar werd aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor overtredingen van artikel 5 en artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. De strafoplegging bestond uit een hechtenisstraf van twee dagen, een taakstraf van 40 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor één jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn mentale gezondheid na het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-209655-22
Datum uitspraak: 3 september 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. J.J. Boelaars, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E van Veen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren met, aftrek van voorarrest;
  • veroordeling van de verdachte tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, met aftrek van de tijd gedurende waarin het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.

4.Waardering bewijs onder 1 tenlastegelegde

4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De verdachte was beroepschauffeur en kende de weg waar het in de tenlastelegging bedoelde ongeluk heeft plaatsgevonden goed. Hij had daarom op zijn minst rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de fietser die uiteindelijk slactoffer van het ongeluk is geworden, de heer [slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer), de weg over zou steken, ook al moest deze hem voorrang verlenen. Daarnaast is vast komen te staan dat de verdachte te hard heeft gereden. Het voor hem geldende bord met 30 kilometer per uur was duidelijk zichtbaar geplaatst en de verdachte had daarnaar moeten handelen. Deze gedragingen zijn als ernstige verkeersfouten aan te merken en zijn voldoende om aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerwet 1994 (hierna: WVW) aan te nemen.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal vrijgesproken moet worden van de onder 1 ten laste gelegde feiten. Allereerst omdat de doorgaans ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 kilometer per uur niet is overschreden. Weliswaar heeft de verdachte de tijdelijk geldende snelheid van 30 kilometer per uur wel overschreden, maar de wijziging van 80 kilometer per uur in één keer naar 30 kilometer per uur was niet toegestaan. Ook waren er geen werkzaamheden op het stuk weg waar het ongeval plaatsvond. Daarvoor was het 30 kilometer bord geplaatst. Verder blijkt uit de verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) dat het ongeval ook zou hebben plaatsgevonden als de verdachte met 30 kilometer per uur had gereden. Er kan dus geen causaal verband tussen de gereden snelheid en het ongeval worden vastgesteld. Daarnaast blijkt uit de camerabeelden dat de verdachte gewoon voor zich uit keek op de weg en blijkt nergens uit dat hij zijn aandacht niet op de weg had. Het ongeluk is ontstaan doordat het slachtoffer een verkeersfout heeft gemaakt door geen voorrang te verlenen aan de verdachte. Al met al kan een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid aan de zijde van de verdachte niet worden vastgesteld, zoals primair is tenlastegelegd. Ook kan niet worden vastgesteld dat de verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt, zoals subsidiair is tenlastegelegd. Artikel 5 WVW strekt er slechts toe om evidente vormen van gevaar of hinder strafbaar te stellen en daarvan was hier geen sprake.
4.3.
Beoordeling door de rechtbank
Omstandigheden waaronder de aanrijding plaatsvond en het gedrag van de verdachte
De verdachte reed op 4 augustus 2022 als bestuurder van een lijnautobus over de busbaan op de Groene Kruisweg in Heenvliet. Op enig moment is er op die weg een kruising met de Welleweg, waar (brom)fietsers kunnen oversteken. Het verkeer op de Groene Kruisweg Oost werd gewaarschuwd voor de naderende (brom)fietsers oversteekplaats met een verkeersbord uitgevoerd tegen een rechthoekige, helde gele retro-reflecterende achtergrond voorzien van een onderbord met de afbeeldingen van een naar rechts en links wijzende pijl. Daar overstekende fietsers moeten voorrang verlenen aan het kruisende verkeer dat op de Groene Kruisweg rijdt. Op die oversteekplaats stak het latere slachtoffer op een racefiets de weg over en raakte daarbij de linker voorkant van de bus die de verdachte bestuurde. Door de aanrijding kwam het slachtoffer ten val. De verdachte is vervolgens doorgereden met zijn bus. Het slachtoffer is uiteindelijk op 18 augustus 2022 overleden aan het ontstane hersenletsel als gevolg van het ongeval.
Op en nabij de plaats van het ongeval gold normaal een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. In verband met werkzaamheden gold echter tijdelijk een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Een langs de weg geplaatst verkeersbord gaf dit aan. De verdachte reed over de circa 109 meter voorafgaand aan het ongevalskruispunt met een snelheid van tussen de 62 en 66 kilometer per uur en dus ruim twee keer zo hard als op dat moment was toegestaan. De verdachte was vertrouwd met de bus en met de verkeerssituatie op de Groene Kruisweg. Hij heeft het bord met 30 kilometer per uur niet gezien terwijl dit bord wel zichtbaar was en heeft het slachtoffer pas gezien toen zijn helm richting de spiegel van de bus kwam. Op het moment dat de bus het kruispunt met de Welleweg naderde, is zichtbaar dat een fietser, het slachtoffer, op het fiets/bromfietspad reed en op het punt stond om over te steken.
4.3.1.
Feit 1
Primair: schuld in de zin van artikel 6 WVW?
De door de verdachte met betrekking tot het ongeval gemaakte verkeersfouten bestaan hierin dat hij de tijdelijk geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur heeft overschreden en dat hij het latere slachtoffer, de wielrenner, niet tijdig heeft opgemerkt toen deze overstak. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat uit deze gedragingen niet kan worden afgeleid dat de verdachte zich in de omstandigheden van dit geval
aanmerkelijkonvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen. Het harder rijden dan de maximumsnelheid is weliswaar een verkeersfout, maar is in de onderhavige omstandigheden onvoldoende om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW. Verder is van belang dat het het slachtoffer was die de bus, waar verdachte in reed, voorrang had moeten verlenen. Voorts in aanmerking genomen dat, hoewel de verdachte het slachtoffer te laat heeft opgemerkt, uit de VOA blijkt dat er ook een confrontatie zou hebben plaatsgevonden als de verdachte met de geldende snelheid van 30 kilometer per uur had gereden. Gelet op het voorgaande wordt de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW.
Subsidiair: artikel 5 WVW
De rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte door het hiervoor beschreven gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW, waarbij het slachtoffer ten val is gekomen en daardoor is komen te overlijden. Het verkeer op de Groene Kruisweg Oost werd voor het ongevalskruispunt gewaarschuwd voor de naderende (brom)fietsers oversteekplaats bij de kruising met de Welleweg. De verdachte reed bijna dagelijks op de busbaan en was daardoor dus goed bekend met de oversteekplaats. Hij heeft zelf verklaard dat hij bij deze oversteekplaats in de ochtend niet altijd door kan rijden in verband met onverwachts overstekende jeugd. Voorafgaand aan het ongevalskruispunt reed de verdachte ruim twee keer zo hard als de tijdelijk geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Hoewel de verdachte zelf heeft verklaard dat hij het slachtoffer pas heeft gezien toen zijn helm richting de spiegel van de bus kwam, blijkt dat de fietser al voordat hij op het punt stond om over te steken zichtbaar is geweest. Daarbij komt dat van de verdachte, als professioneel bestuurder van de bus, verwacht mag worden dat hij rekening hield met de mogelijkheid van overstekende fietsers ter plaatse en de daarmee gepaard gaande risico’s. Gelet op de combinatie van de door de verdachte als buschauffeur gereden snelheid, de wegsituatie ter plaatse en het niet eerder opmerken van de overstekende wielrenner, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3.2.
Feit 2
De verdachte heeft bekend dat hij als betrokkene bij het verkeersongeval de plaats van het ongeval heeft verlaten. De rechtbank acht daarom ook het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewijsmiddelen en bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de voor het bewijs redengevende inhoud van wat hiervoor onder 4.3.1. is opgemerkt, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
subsidiair
hij op 4 augustus 2022 te Heenvliet, gemeente Nissewaard als bestuurder van een voertuig (buschauffeur van een autobus), daarmee rijdende over de kruising, de Groene Kruisweg Oost (de busbaan) met de Welleweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl
- verdachte de borden 116 (werk in uitvoering) en Al (maximumsnelheid 30km/u) en J24 (fietsers en bromfietsers) van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 — bijlage 1 – heeft gepasseerd en
- aan de zijkant van die weg, de Groene Kruisweg Oost, in verdachtes rijrichting voornoemde borden waren geplaatst en
ondanks bovengenoemde omstandigheden
- met een snelheid van (tenminste) 62 kilometer per uur heeft gereden en is blijven rijden, in elk geval een hogere snelheid dan de ter plaatse -in verband met wegwerkzaamheden - toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, en
- op de busbaan met die te hoge snelheid, in ieder geval met een gelet op de wegsituatie veel te hoge snelheid heeft gereden en hoger dan ter plaatse verantwoord was en- zijn snelheid niet heeft aangepast aan de situatie en- (aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
- niet tijdig heeft opgemerkt dat een wielrenner, inmiddels doende was de busbaan via de aldaar gelegen oversteekplaats over te steken
- en aldus rijdend tegen die wielrenner is aangereden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, ;
2
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Heenvliet, gemeente Nissewaard op Groene Kruisweg Oost (busbaan) en de Welleweg, op 4 augustus 2022
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
2.
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

Inleiding
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich als bestuurder van een bus gevaarzettend gedragen, als gevolg waarvan een aanrijding met een overstekende fietser van 76 jaar heeft plaatsgevonden die twee weken later aan het letsel wat hij door de aanrijding heeft opgelopen is overleden. Na de aanrijding is de verdachte doorgereden.
Uit de op zitting afgelegde verklaringen van de dochters van het slachtoffer, is gebleken dat het verlies van hun vader diep ingrijpt in hun levens, en dat van hun moeder en dat met name het doorrijden na het ongeval hen veel pijn doet. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf deze pijn en dit verdriet van het gemis kan wegnemen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 maart 2024 blijkt dat de verdachte, die inmiddels 70 jaar oud is, niet eerder is veroordeeld. De verdachte zal verder moeten leven met de wetenschap van de dramatische gevolgen van het ongeluk wat hij zelf ook absoluut niet heeft gewild. Ook is gebleken dat de verdachte zelf na het ongeluk ernstig ontregeld is geraakt.
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 mei 2023. Dit rapport houdt in dat bij de verdachte sprake is van een ernstige melancholische depressieve stoornis met psychotische kenmerken, die na het ten laste gelegde in volle omvang tot uiting is gekomen en momenteel grotendeels in remissie is. Er worden geen aanwijzingen gezien voor doorwerking van psychiatrische symptomen in het ten laste gelegde en om die reden is er vanuit gedragskundig oogpunt geen reden om de verdachte de ten laste gelegde feiten minder of niet toe te rekenen. De verdachte is pas na het ten laste gelegde ernstig psychiatrisch ontregeld geraakt, waarvoor hij vijf maanden klinisch opgenomen is geweest en met medicamenteuze interventies behandeld is. De stoornis is eerder het gevolg van het ten laste gelegde dan een oorzaak daarvan. Het ingeschatte risico op herhaling is dan ook zeer laag.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft in een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juni 2023, omschreven dat de verdachte van 19 oktober 2022 tot 13 maart 2023 opgenomen is geweest op de Medisch Psychiatrische Unit van GGZ Antes. De vastgestelde depressieve stoornis is inmiddels grotendeels in remissie. Ten tijde van het ten laste gelegde was er bij de verdachte geen sprake van een psychische stoornis. Het ten laste gelegde kan hem dan ook volledig worden toegerekend. De kans op herhaling wordt zeer laag geacht. Gelet op de mate van toerekenen en het nihil geachte risico op recidive, bestaan geen gronden voor een behandeladvies in een strafrechtelijk kader.
Conclusies van de rechtbank
De door verdachte gepleegde overtreding van artikel 5 WVW heeft geleid tot ernstige gevolgen voor het slachtoffer en zijn nabestaanden. Omdat dit verwijt echter een overtreding betreft en ook de verdachte veel persoonlijke problemen heeft ondervonden van wat hij heeft gedaan, zoals opname van ongeveer vijf maanden in een psychiatrische instelling, zal voor dit feit worden volstaan met een hechtenisstraf gelijk aan de twee dagen die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De door de verdachte gepleegde overtreding van artikel 7 WVW, het doorrijden na het ongeval, betreft een misdrijf. Het is zeer kwalijk dat de verdachte zonder te stoppen iemand die zwaar gewond was in hulpeloze toestand heeft achtergelaten. Zeker hij, als professioneel buschauffeur, had anders moeten – en kunnen – handelen.
Ook bij de strafoplegging voor dit feit zal echter rekening worden gehouden met de gevolgen van alles voor de verdachte en zijn nog steeds kwetsbare mentale gesteldheid. Toepassing van artikel 9a Sr, zoals door de verdediging is verzocht, is niet passend gelet op de ernst van de feiten en hun gevolgen. Bij de op te leggen straffen is wel in strafmatigende zin rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. Gelet op al het voorgaande zal voor dit feit worden volstaan met een taakstraf voor de tijd van 40 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar met aftrek.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 7, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het onder
1 primairten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder
1 subsidiair en 2ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit tot een
hechtenisstraf voor de duur van 2 (twee) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekeringis doorgebracht (
zijnde 2 dagen), bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte voor het onder 2 bewezenverklaarde feit tot een
taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
ontzegt de verdachte, als bijkomende straf voor het onder 2 bewezenverklaarde,
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
1 (één) jaar;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. M.K. Asscheman-Versluis en I. Bouter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 3 september 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 augustus 2022 te Heenvliet, in de gemeente Nissewaard
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (buschauffeur van een autobus),
daarmede rijdende over de kruising, de Groene Kruisweg Oost (de busbaan) met de Welleweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl
-verdachte de borden J16 (werk in uitvoering) en/of A1 (maximumsnelheid 30km/u) en/of J24 (fietsers en bromfietsers) van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 – bijlage 1 - heeft gepasseerd en/of genegeerd en/of
- aan de zijkant van die weg, de Groene Kruisweg Oost, in verdachtes rijrichting voornoemde borden waren geplaatst en/of ondanks bovengenoemde omstandigheden
- met een snelheid van (tenminste) 62 kilometer per uur heeft gereden en/of is blijven rijden, in elk geval een hogere snelheid dan de ter plaatse
- in verband met wegwerkzaamheden - toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, en/of
-op de busbaan met die te hoge snelheid, in ieder geval met een gelet op de wegsituatie veel te hoge snelheid heeft gereden en/of (veel) hoger dan ter plaatse verantwoord was en/of
-zijn snelheid niet heeft aangepast aan de situatie en/of
-zijn aandacht daarbij niet voortdurend op de weg en het verkeer voor en/of naast hem heeft gehouden en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een wielrenner, inmiddels doende was de busbaan via de aldaar gelegen oversteekplaats over te steken en/of
- en aldus rijdend tegen die wielrenner is aangebotst en/of aangereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en/of
vervolgens plaats van ongeval heeft verlaten en daarbij die Van der Kamp in hulpeloze toestand heeft achtergelaten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 augustus 2022 te Heenvliet, gemeente Nissewaard als bestuurder van een voertuig (buschauffeur van een autobus), daarmee rijdende over de kruising, de Groene Kruisweg Oost (de busbaan) met de Welleweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-verdachte de borden 116 (werk in uitvoering) en/of Al (maximumsnelheid 30km/u) en/of J24 (fietsers en bromfietsers) van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 — bijlage 1 – heeft gepasseerd en/of genegeerd en/of
- aan de zijkant van die weg, de Groene Kruisweg Oost, in verdachtes rijrichting voornoemde borden waren geplaatst en / of
ondanks bovengenoemde omstandigheden
- met een snelheid van (tenminste) 62 kilometer per uur heeft gereden en/of is blijven rijden, in elk geval een hogere snelheid dan de ter plaatse
- in verband met wegwerkzaamheden - toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, en/of
-op de busbaan met die te hoge snelheid, in ieder geval met een gelet op de wegsituatie veel te hoge snelheid heeft gereden en/of (veel) hoger dan ter plaatse verantwoord was en/of
-zijn snelheid niet heeft aangepast aan de situatie en/of
-zijn aandacht daarbij niet voortdurend op de weg en het verkeer voor en/of naast hem heeft gehouden en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een wielrenner, inmiddels doende was de busbaan via de aldaar gelegen oversteekplaats over te steken en/of
- en aldus rijdend tegen die wielrenner is aangebotst en/of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig
betrokken was geweest bij een verkeersongeval
dat had plaatsgevonden in Heenvliet, gemeente Nissewaard op/aan Groene Kruisweg Oost (busbaan) en de Welleweg,
op of omstreeks 4 augustus 2022
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
aan een ander (te weten [slachtoffer] )
letsel en/of schade was toegebracht.