Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 februari 2024, met bijlagen;
- het mondelinge antwoord;
- de repliek van VGZ, met bijlagen;
- de rolbeslissing van 13 juni 2024
- de akte van VGZ, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die zelf procedeert, voor het betalen van openstaande zorgpremies. De gedaagde had een zorgverzekering bij VGZ en was verplicht om de premies bij vooruitbetaling te voldoen. In het verleden was er een betalingsregeling getroffen, maar deze regeling is vervallen omdat de gedaagde in september 2023 de maandpremie niet tijdig heeft betaald. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde op de hoogte was van de gevolgen van het niet betalen van de maandpremie, aangezien de betalingsregeling automatisch verviel bij een niet-tijdige betaling. De gedaagde heeft geprobeerd om het bedrag van de voormalige regeling over te maken, maar dit leidde niet tot het ontstaan van een nieuwe betalingsregeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat VGZ het volledige openstaande bedrag van € 1.904,06 mag vorderen, wat ook is toegewezen. Daarnaast zijn de incassokosten van € 288,20 en de wettelijke rente toegewezen, omdat VGZ aan alle voorwaarden voldeed om deze kosten te vorderen. De gedaagde moet ook de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.018,72. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat.