ECLI:NL:RBROT:2024:8796

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
10936531 CV EXPL 24-840
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande zorgpremies en incassokosten na vervallen betalingsregeling

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die zelf procedeert, voor het betalen van openstaande zorgpremies. De gedaagde had een zorgverzekering bij VGZ en was verplicht om de premies bij vooruitbetaling te voldoen. In het verleden was er een betalingsregeling getroffen, maar deze regeling is vervallen omdat de gedaagde in september 2023 de maandpremie niet tijdig heeft betaald. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde op de hoogte was van de gevolgen van het niet betalen van de maandpremie, aangezien de betalingsregeling automatisch verviel bij een niet-tijdige betaling. De gedaagde heeft geprobeerd om het bedrag van de voormalige regeling over te maken, maar dit leidde niet tot het ontstaan van een nieuwe betalingsregeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat VGZ het volledige openstaande bedrag van € 1.904,06 mag vorderen, wat ook is toegewezen. Daarnaast zijn de incassokosten van € 288,20 en de wettelijke rente toegewezen, omdat VGZ aan alle voorwaarden voldeed om deze kosten te vorderen. De gedaagde moet ook de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.018,72. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10936531 CV EXPL 24-840
datum uitspraak: 12 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Dordrecht,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘VGZ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 februari 2024, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord;
  • de repliek van VGZ, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 13 juni 2024
  • de akte van VGZ, met bijlagen.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op de repliek van VGZ te reageren.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering bij VGZ. [gedaagde] moet de premies bij vooruitbetaling betalen. Omdat [gedaagde] achterloopt met de betalingen van de premies, hebben partijen in het verleden een betalingsregeling afgesproken.
2.2.
Maar die betalingsregeling is in september 2023 vervallen omdat [gedaagde] de maandpremie van die maand niet heeft betaald. Partijen hebben namelijk als voorwaarde afgesproken dat de regeling automatisch vervalt zodra een lopende premie niet tijdig wordt betaald. [gedaagde] wist dus wat het gevolg van het niet betalen van de maandpremie zou zijn. Een extra mededeling van VGZ aan [gedaagde] was niet nodig. Het blijven overmaken van het bedrag dat in de regeling was afgesproken, zoals [gedaagde] in januari en februari 2024 heeft gedaan, leidt niet tot het ontstaan van een nieuwe betalingsregeling. Bovendien blijkt uit de overgelegde brieven van januari en februari 2024 dat [gedaagde] wist dat de betalingsregeling vervallen is. [gedaagde] heeft namelijk het ontvangen van deze brieven niet betwist. Omdat de betalingsregeling is vervallen, mag VGZ in één keer het hele openstaande bedrag van € 1.904,06 vorderen. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 288,20 betalen
2.3.
VGZ vordert naast de hoofdsom ook incassokosten en de wettelijke rente. De incassokosten van € 288,20 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). VGZ heeft namelijk uitgelegd dat zij de veertiendagenbrief van 18 december 2023 ook via de mail aan [gedaagde] heeft gestuurd. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Omdat VGZ de btw niet kan verrekenen wordt de btw over de incassokosten ook toegewezen. De gevorderde vervallen rente van € 104,85 en de rente vanaf 2 februari 2024 worden toegewezen, omdat VGZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.4.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). VGZ heeft [gedaagde] meerdere keren de mogelijkheid gegeven om de hoofdsom te betalen. Omdat zij dit niet heeft gedaan heeft VGZ terecht de dagvaarding uitgebracht. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van VGZ op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 372,- aan griffierecht, € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.018,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. Omdat VGZ de btw niet kan verrekenen wordt de btw over de dagvaardingskosten ook toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat VGZ dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen € 1.937,92 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.904,06 vanaf 2 februari 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van VGZ worden begroot op € 1.018,72 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
bepaalt dat de buitengerechtelijke kosten en dagvaardingskosten worden verhoogd met de daarover verschuldigde btw;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
44221