Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen in het uitgaanscentrum van Rotterdam. De verdachte heeft bekend dat het vuurwapen van hem was, maar de rechtbank sprak hem vrij van het medeplegen van het voorhanden hebben van het vuurwapen door de medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de medeverdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, voor het voorhanden hebben van het vuurwapen. De rechtbank overwoog dat het handelen van de verdachte, die dronken en boos met een schietklaar pistool het uitgaansgebied betrad, levensgevaarlijk was en een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van vuurwapenbezit en de noodzaak van strenge straffen voor dergelijke feiten.