In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2024 een eindbeschikking gedaan in de procedure tussen Stichting Islamitisch Primair Onderwijs Rijnmond (Sipor) en een verweerster, die niet bij naam is genoemd. De zaak betreft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de verweerster op basis van artikel 7:671b lid 2 BW, omdat zij niet heeft meegewerkt aan haar re-integratieverplichtingen. Sipor had eerder een deskundigenoordeel van het UWV overgelegd, waaruit bleek dat de re-integratie-inspanningen van de verweerster onvoldoende waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verweerster sinds 13 januari 2023 niet is verschenen op afspraken met de verzuimadviseur en de bedrijfsarts, en dat zij onbereikbaar was voor Sipor. Ondanks dat de verweerster een verklaring van een psycholoog had overgelegd, heeft de kantonrechter geoordeeld dat deze verklaring niet voldoende onderbouwd was en dat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat de verweerster niet in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de verweerster, wat leidde tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 27 augustus 2024. Daarnaast is de verweerster veroordeeld in de proceskosten van Sipor, die zijn begroot op € 1.079,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.