ECLI:NL:RBROT:2024:8764

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
11053582 CV EXPL 24-1839inc
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheidsincident met subjectieve cumulatie tussen twee eiseressen en drie gedaagden, waarbij de kantonrechter onbevoegd is om te beslissen op de eis tegen één gedaagde partij en de procedure wordt gesplitst en verwezen naar de rechtbank Amsterdam.

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een onbevoegdheidsincident met subjectieve cumulatie. Twee eiseressen, Mitrex B.V. en Xamax B.V., hebben drie gedaagden aangeklaagd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat hij onbevoegd is om te beslissen op de eis tegen één van de gedaagden, [gedaagde 1]. De zaak draait om de overtreding van non-concurrentiebedingen door de gedaagden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen zodanige samenhang bestaat tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden, waardoor de procedure gesplitst moet worden. De kantonrechter heeft de hoofdzaak en het incident ex artikel 843a Rv van Xamax en Mitrex tegen [gedaagde 1] verwezen naar de rechtbank Amsterdam, terwijl de procedure tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] door de kantonrechter zal worden voortgezet.

De eiseressen hebben in hun dagvaarding twee provisionele vorderingen ingesteld, waaronder een vordering om [gedaagde 2] te veroordelen tot het staken van concurrerende activiteiten en een vordering om inzage te krijgen in bepaalde bescheiden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen tegen [gedaagde 1] geen aardvorderingen zijn, maar vorderingen van onbepaalde waarde, waardoor de kantonrechter absoluut onbevoegd is. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er geen zodanige samenhang is tussen de vorderingen dat gezamenlijke behandeling doelmatig zou zijn. De beslissing om de procedure te splitsen is genomen om de efficiëntie van de rechtsgang te waarborgen.

De kantonrechter heeft de eiseressen hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van het onbevoegdheidsincident, en de zaak tegen [gedaagde 1] is verwezen naar de rechtbank Amsterdam. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11053582 CV EXPL 24-1839
datum uitspraak: 25 juli 2024
vonnis van de kantonrechter (in het onbevoegdheidsincident)
in de zaak van

1.Mitrex B.V.,

vestigingsplaats: Oud-Beijerland,
eiseres sub 1,
gemachtigde: mr. L.M. Goeree,
2. Xamax B.V.,
vestigingsplaats: Oud-Beijerland,
eiseres sub 2,
gemachtigde: mr. L.M. Goeree,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: Oud-Beijerland,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. R.A.G. de Vaan,
2. [gedaagde 2],
woonplaats: Ridderkerk,
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. D. Müskens (na zuivering verstek),
3. [gedaagde 3],
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde sub 3,
gemachtigde: mr. D. Müskens (na zuivering verstek).
Eiseressen worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘eiseressen’ en afzonderlijk als ‘Mitrex’ en ‘Xamax’. Gedaagde sub 1 wordt hierna ‘ [gedaagde 1] ’ genoemd. Gedaagde sub 2 wordt hierna ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd en gedaagde sub 3 ‘ [gedaagde 3] ’.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 3 en 4 april 2024, met bijlagen;
  • de akte wijziging gronden, aanvulling eis van 25 april 2024 van eiseressen;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid en verwijzing, tevens conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv van [gedaagde 1] ;
  • de rolbeslissing van 30 mei 2024;
  • het incidenteel antwoord inzake onbevoegdheid tevens houdende vermeerdering van eis in de hoofdzaak jegens [gedaagde 1] .
1.2.
Tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] was verstek verleend, maar zij hebben het verstek met hun brief van 26 juni 2024 gezuiverd. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om op de rol van 25 juli 2024 te antwoorden in de incidenten ex artikel 223 Rv en 843a Rv van eiseressen.
1.3.
In dit vonnis wordt beslist op het onbevoegdheidsincident van [gedaagde 1] .

2.Het geschil tot nu toe

2.1.
Het gaat in de hoofdzaak over de overtreding van twee non-concurrentiebedingen. Xamax heeft op 10 juni 2020 van [holding A] . (waarvan [gedaagde 1] bestuurder en (minderheids)aandeelhouder was) de aandelen die [holding A] hield in Mitrex gekocht. Volgens eiseressen overtreedt [gedaagde 1] het non-concurrentiebeding dat hij met Mitrex en Xamax heeft gesloten in deze koopovereenkomst 10 juni 2020. Mitrex stelt daarnaast dat [gedaagde 2] het non-concurrentiebeding heeft overtreden dat hij met Mitrex heeft gesloten in de arbeidsovereenkomst van 12 augustus 2008 en waarvan in een vaststellingsovereenkomst tussen deze partijen van 9 juni 2023 is overeengekomen dat het blijft gelden. [gedaagde 3] is het bedrijf dat [gedaagde 2] heeft opgericht in juli 2023.
Provisionele vorderingen
2.2.
Mitrex en Xamax hebben in hun dagvaarding twee provisionele vorderingen ingesteld. De eerste vordering ex artikel 223 Rv van Mitrex komt er, samengevat, op neer dat Mitrex eist dat [gedaagde 2] veroordeeld wordt om zijn concurrerende activiteiten te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom. Daarnaast eisen Xamax en Mitrex op grond van artikel 843a Rv dat alle drie de gedaagden hen inzage geven in bepaalde bescheiden, deze af te geven dan wel daarvan een afschrift te verstrekken [1] , op straffe van een dwangsom. Eiseressen stellen deze bescheiden nodig te hebben om duidelijkheid te krijgen over de vraag door wie en in hoeverre de twee concurrentiebedingen zijn overtreden.
Eisen in de hoofdzaak
2.3.
Xamax en Mitrex eisen, na wijziging/aanvulling van eis, in de hoofdzaak samengevat:
  • een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] in strijd heeft gehandeld met het (concurrentie en relatie)beding zoals geformuleerd in de koopovereenkomst van 10 juni 2020;
  • [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding een en ander nader op te maken bij Staat;
  • [gedaagde 1] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Mitrex eist in de hoofdzaak samengevat:
  • een verklaring voor recht dat [gedaagde 2] in strijd heeft gehandeld met het concurrentie en relatiebeding zoals geformuleerd in de arbeidsovereenkomst getekend op 12 augustus 2008;
  • [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van een boete ter hoogte van € 100.000,- wegens schending van het non-concurrentie- en relatiebeding;
  • [gedaagde 2] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding een en ander nader op te maken bij Staat;
  • [gedaagde 1] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het onbevoegdheidsincident van [gedaagde 1]
2.4.
eist dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaard ten aanzien van de vorderingen die eiseressen tegen hem hebben ingesteld en dat de zaak wordt verwezen naar de rechtbank Amsterdam, sector civiel. [gedaagde 1] baseert dit op het volgende. De grondslag van de vorderingen in de hoofdzaak die door Xamax tegen [gedaagde 1] zijn ingesteld is een concurrentiebeding dat is opgenomen in de koopovereenkomst van 10 juni 2020. Op grond van artikel 14 van die koopovereenkomst is de rechtbank Amsterdam exclusief bevoegd om kennis te nemen van geschillen naar aanleiding van de koopovereenkomst. Omdat het geldelijk belang volgens eiseressen een bedrag van € 25.000,- overtreft is de sector civiel van de rechtbank Amsterdam absoluut bevoegd kennis te nemen van de vorderingen die zijn ingesteld tegen [gedaagde 1] . Er is volgens [gedaagde 1] geen sprake van een zodanige samenhang tussen de vorderingen die eiseressen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] heeft ingesteld dat daarom de zaken gezamenlijk behandeld moeten worden.

3.De beoordeling

Mitrex heeft ook een eis in de hoofdzaak ingesteld tegen [gedaagde 1]
3.1.
De kantonrechter merkt allereerst het volgende op. In de dagvaarding had Mitrex alleen een incidentele vordering (ex artikel 843a Rv) ingesteld tegen [gedaagde 1] en geen eis in de hoofdzaak. Mitrex heeft in haar antwoord in het onbevoegdheidsincident haar eis gewijzigd/vermeerderd door ook een eis in de hoofdzaak in te stellen tegen [gedaagde 1] . De kantonrechter staat dit toe, omdat de grondslag van de eis hetzelfde is als de eis van Xamax, er nog niet voor antwoord is geconcludeerd in de hoofdzaak en [gedaagde 1] al op deze eisvermeerdering heeft geanticipeerd in zijn onbevoegdheidsincident. [gedaagde 1] is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Hierboven is daarom de eisvermeerdering al opgenomen onder 2.3.
De beoordeling van het onbevoegdheidsincident
3.2.
Wat de onbevoegdheid en verwijzing betreft overweegt de kantonrechter als volgt. Er is sprake van subjectieve cumulatie, want in dezelfde dagvaarding zijn er twee eiseressen en drie gedaagde partijen. De wet kent geen competentieregeling voor subjectieve cumulatie, zodat voor elke eiser en gedaagde afzonderlijk moet worden beoordeeld of de kantonrechter dan wel de rechtbank bevoegd is om van de eis kennis te nemen.
3.3.
De eis die Mitrex heeft ingesteld tegen [gedaagde 2] is gebaseerd op een arbeidsrechtelijk concurrentiebeding. Dit betreffen derhalve aardvorderingen, zodat de kantonrechter absoluut bevoegd is op de vorderingen te beslissen (artikelen 93 onder c Rv en 94 lid 2 Rv). De kantonrechter is ook relatief bevoegd, omdat [gedaagde 2] woonachtig is in Oud-Beijerland (artikel 99 Rv) en de arbeid gewoonlijk werd verricht in OudBeijerland (artikel 100 Rv).
3.4.
De eis die Xamax en Mitrex hebben gericht tegen [gedaagde 1] zijn echter geen aardvorderingen, maar vorderingen van onbepaalde waarde. Partijen zijn het erover eens dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat het schadebedrag een hogere waarde zal vertegenwoordigen dan € 25.000,-, zodat de kantonrechter absoluut onbevoegd is. De kantonrechter van de rechtbank Rotterdam is ook relatief onbevoegd, omdat in de koopovereenkomst een forumkeuzebeding is opgenomen waarin staat dat de rechtbank Amsterdam de bevoegde rechter is (artikel 108 lid 1 Rv).
3.5.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter dus zowel absoluut als relatief niet bevoegd om kennis te nemen van de zaken tussen Xamax en Mitrex tegen [gedaagde 1] . Relatieve onbevoegdheid zou de kantonrechter op grond van artikel 107 Rv wel kunnen aannemen als tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Een dergelijke bepaling is er niet voor de absolute onbevoegdheid, maar de kantonrechter is van oordeel dat als aan de voorwaarden van artikel 107 Rv is voldaan vanuit proceseconomisch oogpunt ook absolute bevoegdheid kan worden aangenomen. De kantonrechter is echter van oordeel dat er geen zodanige samenhang bestaat tussen de vorderingen, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Dit wordt hieronder toegelicht.
3.6.
Ten eerste is van belang dat de grondslagen die eiseressen aan hun eisen in de hoofdzaak ten grondslag hebben gelegd verschillend zijn. De grondslag van de eis in de hoofdzaak die Mitrex heeft ingesteld tegen [gedaagde 2] is namelijk een non-concurrentiebeding dat is opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen Mitrex en [gedaagde 2] , terwijl de grondslag van de eis in de hoofdzaak die Xamax en Mitrex hebben ingesteld tegen [gedaagde 1] een non-concurrentiebeding is, opgenomen in de koopovereenkomst van 10 juni 2020 tussen Xamax en [holding A] .
3.7.
Ten tweede is van belang dat de non-concurrentiebedingen inhoudelijk niet hetzelfde zijn en dat de bedingen ook zien op een andere periode, want het non-concurrentiebeding ten aanzien van [gedaagde 2] ziet op de periode vanaf september 2023 tot september 2024, terwijl het nonconcurrentiebeding ten aanzien van [gedaagde 1] ziet op de periode tussen 10 juni 2020 en 10 juni 2023.
3.8.
Ten derde is van belang dat de feiten die aan de overtreding van de nonconcurrentiebedingen ten grondslag liggen verschillend zijn. Eiseressen verwijten [gedaagde 1] namelijk dat hij het non-concurrentiebeding heeft overtreden met zijn eenmanszaak ExQuipment en de werkzaamheden die hij daarvoor verricht heeft, terwijl Mitrex [gedaagde 2] verwijt dat hij het non-concurrentiebeding heeft overtreden met de werkzaamheden die hij (in privé of voor zijn bedrijf [gedaagde 3] ) heeft verricht.
3.9.
Dat de beslissing op de ene vordering van enige betekenis is op de andere vordering, hebben eiseressen onvoldoende onderbouwd. Eiseressen stellen hierover dat [gedaagde 1] , ten aanzien van de eisen die Xamax en Mitrex tegen hem hebben ingesteld, het standpunt inneemt dat [gedaagde 2] degene is geweest die concurrentie heeft aangedaan, want [gedaagde 1] zou alleen ten behoeve van [gedaagde 2] de eenmanszaak ExQuipment hebben ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Volgens eiseressen is het in het kader van waarheidsvinding, waarbij partijen zich niet achter een ander kunnen verschuilen, doelmatig om de zaken gezamenlijk te behandelen. Niet valt echter in te zien waarom hiervoor gezamenlijk behandeling vereist is. Als immers zou komen vast te staan dat [gedaagde 1] niet de eenmanszaak ExQuipment heeft opgericht en hij niet degene is geweest die in de periode van juni 2020 tot juni 2023 concurrentie heeft aangedaan aan eiseressen, dan heeft dit geen gevolgen voor de eis die Mitrex tegen [gedaagde 2] heeft ingesteld. Mitrex baseert haar eis in de zaak die zij tegen [gedaagde 2] heeft ingesteld immers op werkzaamheden die [gedaagde 2] heeft verricht voor ExQuipment in de periode van september 2023 tot september 2024 en op het oprichten van [gedaagde 3] en de werkzaamheden die hij daarvoor heeft verricht in de periode van september 2023 tot september 2024. Van belang in de zaak tegen [gedaagde 2] is dus niet wie ExQuipment heeft opgericht, maar het gaat in die zaak om de vraag of [gedaagde 2] (concurrerende) werkzaamheden heeft verricht voor ExQuipment. De kantonrechter ziet daarom niet in dat gezamenlijke behandeling doelmatiger zou zijn. Het risico van onverenigbare uitspraken speelt hier niet.
3.10.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat er niet sprake is van een zodanige samenhang tussen de zaken dat deze daarom gezamenlijk behandeld moeten worden. De juridische grondslagen van de eisen en de feiten die daaraan ten grondslag liggen zijn te verschillend, waardoor het niet doelmatiger is om de zaken gezamenlijk te behandelen. De verwachting is dat de procedure hierdoor juist langer zou kunnen duren, omdat dan op meerdere geschilpunten beslist moet worden.
Splitsing procedure en verwijzing
3.11.
De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de zaken in deze procedure te splitsen [2] en verwijst de hoofdzaak en het incident ex artikel 843a Rv van Xamax en Mitrex tegen [gedaagde 1] naar de afdeling Civiel recht van de rechtbank Amsterdam (artikelen 71 en 73 Rv).
3.12.
Naast wat hiervoor is overwogen, weegt bij deze beslissing ook mee dat bij die rechtbank per 26 juni 2024 een dagvaarding aanhangig is tussen Xamax en [holding A] . In die procedure heeft Xamax [holding A] gedagvaard, omdat in de koopovereenkomst van 10 juni 2020 is overeengekomen dat [holding A] . boetes zal verbeuren bij het overtreden van het non-concurrentiebeding door [gedaagde 1] . Naar het zich laat aanzien is het doelmatiger om die procedure gelijktijdig te behandelen met de zaak van Xamax en Mitrex tegen [gedaagde 1] .
Gevolgen verwijzing
3.13.
De kantonrechter wijst partijen er op dat voor voortzetting van de procedure vereist is dat één van partijen de andere partij bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum (artikel 74 lid 1 Rv.). Doordat de kantonrechter de zaak van Xamax en Mitrex tegen [gedaagde 1] na splitsing verwijst naar de rechtbank geldt een griffierecht van € 688,- voor Xamax en Mitrex. [gedaagde 1] moet door de verwijzing ook griffierecht betalen van € 320,-. De rechtbank Amsterdam zal partijen informeren over de betaling hiervan. Partijen moeten bij de rechtbank Amsterdam worden vertegenwoordigd door een advocaat. De rechtbank Amsterdam zal gelet op de verwijzing moeten beslissen op de artikel 843a Rv incidenten tegen [gedaagde 1] en het vervolg van de procedure.
Xamax en Mitrex moeten de proceskosten betalen van het onbevoegdheidsincident
3.14.
Omdat Xamax en Mitrex de in het ongelijk gestelde partij zijn, worden zij hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van dit incident. Deze worden aan de zijde van [gedaagde 1] begroot op € 406,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt met een waarde van € 406,- per punt) en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 541,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Vervolg zaak tussen Mitrex en Xamax tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
3.15.
Het vervolg van de procedure tussen Mitrex en Xamax tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zal de kantonrechter op de rol van vandaag (25 juli 2024) beoordelen. Partijen worden hierover door de griffier geïnformeerd.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
bepaalt dat de procedure wordt gesplitst in twee zaken, namelijk de zaak tussen 1) Xamax en Mitrex tegen [gedaagde 1] en de zaak 2) tussen Mitrex en Xamax tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ;
in het onbevoegdheidsincident van [gedaagde 1]
4.2.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de zaak 1) tussen Xamax en Mitrex tegen [gedaagde 1] ;
4.3.
veroordeelt Xamax en Mitrex hoofdelijk in de proceskosten van het onbevoegdheidsincident, die aan de kant van [gedaagde 1] worden begroot op € 541,-;
In de hoofdzaak (en incidenten) in de zaak 1) tussen Xamax en Mitrex tegen [gedaagde 1]
4.4.
verwijst de zaak 1) tussen Xamax en Mitrex tegen [gedaagde 1] in de stand waarin zij zich bevindt naar de afdeling Civiel recht van de rechtbank Amsterdam;
in de hoofdzaak (en incidenten) in de zaak 2) tussen Mitrex en Xamax tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
4.5.
bepaalt dat de zaak 2) tussen Mitrex en Xamax tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] geregistreerd zal blijven onder het zaaknummer 11053582 CV EXPL 24-1839 en bepaalt dat partijen door de griffier geïnformeerd worden over het vervolg van deze procedure.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688

Voetnoten

1.Opgenomen onder randnummers 1 tot en met 9 van de akte van 25 april 2024 van eiseressen.
2.Hoge Raad 27 oktober 1978, NJ 1980, 102.