In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een onbevoegdheidsincident met subjectieve cumulatie. Twee eiseressen, Mitrex B.V. en Xamax B.V., hebben drie gedaagden aangeklaagd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat hij onbevoegd is om te beslissen op de eis tegen één van de gedaagden, [gedaagde 1]. De zaak draait om de overtreding van non-concurrentiebedingen door de gedaagden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen zodanige samenhang bestaat tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden, waardoor de procedure gesplitst moet worden. De kantonrechter heeft de hoofdzaak en het incident ex artikel 843a Rv van Xamax en Mitrex tegen [gedaagde 1] verwezen naar de rechtbank Amsterdam, terwijl de procedure tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] door de kantonrechter zal worden voortgezet.
De eiseressen hebben in hun dagvaarding twee provisionele vorderingen ingesteld, waaronder een vordering om [gedaagde 2] te veroordelen tot het staken van concurrerende activiteiten en een vordering om inzage te krijgen in bepaalde bescheiden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen tegen [gedaagde 1] geen aardvorderingen zijn, maar vorderingen van onbepaalde waarde, waardoor de kantonrechter absoluut onbevoegd is. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er geen zodanige samenhang is tussen de vorderingen dat gezamenlijke behandeling doelmatig zou zijn. De beslissing om de procedure te splitsen is genomen om de efficiëntie van de rechtsgang te waarborgen.
De kantonrechter heeft de eiseressen hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van het onbevoegdheidsincident, en de zaak tegen [gedaagde 1] is verwezen naar de rechtbank Amsterdam. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 juli 2024.