ECLI:NL:RBROT:2024:8742

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
C/10/678400 / HA ZA 24-372
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident met verwijzing naar kantonrechter inzake huurovereenkomst en onrechtmatige daad

In deze zaak heeft [persoon A], eiser in de hoofdzaak en verweerder in het incident, een vordering ingesteld tegen Yucatan Holding B.V. en [persoon B], gedaagden in de hoofdzaak en eisers in het incident. De vordering betreft een geschil over een huurovereenkomst voor een loods, die door Yucatan Holding was verhuurd aan [persoon A] voor zijn dierenopvang. De huurovereenkomst is beëindigd, waarna [persoon A] zijn eigendommen, waaronder exotische dieren, moest verwijderen. Hij stelt schade te hebben geleden door de wijze van beëindiging van de huurovereenkomst, waaronder het afsluiten van stroom en het ontzeggen van toegang tot het gehuurde. Yucatan Holding en [persoon B] hebben nog niet gereageerd in de hoofdzaak.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van [persoon A] voor een belangrijk deel voortvloeien uit de huurovereenkomst, waardoor de kantonrechter bevoegd is om deze zaak te behandelen. Yucatan Holding heeft verzocht om verwijzing naar de kantonrechter, wat door [persoon A] niet wordt betwist. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gehele zaak, inclusief de vorderingen op basis van onrechtmatige daad, door de kantonrechter moet worden behandeld, gezien de samenhang met de huurovereenkomst. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de kamer voor kantonzaken van de rechtbank, locatie Dordrecht, en partijen geïnformeerd over de verdere procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/678400 / HA ZA 24-372
Vonnis in incident van 4 september 2024
in de zaak van
[persoon A],
wonende te Dordrecht,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. M.R. Dill te Dordrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YUCATAN HOLDING B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
2.
[persoon B],
wonende te Sliedrecht,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. M.W. Huijzer te Papendrecht.
Partijen worden hierna [persoon A] en Yucatan Holding en [persoon B] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid en vordering tot verwijzing ex art. 71 Rv;
  • de akte uitlaten incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[persoon A] heeft een dierenopvang voor exotische dieren gehad. Hij huurde daartoe van Yucatan Holding - met als enig aandeelhouder [persoon B] - onder meer een loods met elektra. De huurovereenkomst is beëindigd. [persoon A] moest zijn eigendommen, waaronder de dieren, verwijderen.

3.Het geschil

3.1.
[persoon A] vordert - samengevat - om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • te verklaren voor recht dat Yucatan Holding en [persoon B] toerekenbaar tekort zijn geschoten en/of onrechtmatig hebben gehandeld jegens [persoon A] ;
  • Yucatan Holding en [persoon B] te veroordelen tot betaling van € 87.865,-, te verhogen met € 1.500,- per maand, vanaf de datum van dagvaarding tot [persoon A] zijn werkzaamheden bij Jumper weer kan vervolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten en/of de schade, al dan niet gedeeltelijk, nader op te maken bij staat;
  • Yucatan Holding en [persoon B] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[persoon A] stelt schade te hebben geleden als gevolg van de wijze van beëindiging van de huurovereenkomst met Yucatan Holding en de handelswijze daarbij van [persoon B] , onder meer omdat de stroom werd afgesloten, althans daarmee werd gedreigd, omdat hem niet voldoende tijd werd gegeven zijn eigendommen op te halen en hem de toegang tot het gehuurde werd ontzegd.
3.3.
Yucatan Holding en [persoon B] hebben nog niet voor antwoord in de hoofdzaak geconcludeerd.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 93, aanhef en onder c, Rv worden door de kantonrechter behandeld en beslist, onder meer, zaken betreffende een huurovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering.
4.2.
Yucatan vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. Er is volgens Yucatan sprake van een geschil dat voortvloeit uit een huurovereenkomst. Yucatan wenst ook een tegenvordering in te stellen in verband met een huurachterstand en schade en heeft ook daarom belang bij verwijzing naar de kantonrechter.
4.3.
Hoewel [persoon A] meent dat de handelswijze van Yucatan Holding en [persoon B] met name kwalificeert als een onrechtmatige daad - die weliswaar voortvloeit uit de tussen partijen bestaand hebbende huurrelatie - heeft [persoon A] geen bezwaar tegen het verzoek tot verwijzing en refereert [persoon A] zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.4.
Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank betreft de een belangrijk deel van de vordering van [persoon A] een zaak die een huurovereenkomst betreft (tussen Yucatan Holding en hem) dan wel een handelwijze die als deze een tekortkoming oplevert, voortvloeit uit een bestaand hebbende huurrechtrelatie tussen partijen. Gelet op artikel 93, aanhef en onder c, Rv, is de kantonrechter daarom bevoegd de zaak met betrekking tot deze vordering te behandelen en te beslissen.
4.5.
De overige vorderingen van [persoon A] zien op onrechtmatige daad.
Naar het oordeel van de rechtbank moeten ook deze vorderingen door de kantonrechter worden beoordeeld en beslist omdat deze vorderingen zodanig samenhangen met de op huur gebaseerde vordering (vgl. art. 94 lid 2 Rv). Die samenhang verzet zich tegen een afzonderlijke behandeling bij de handelskamer van de rechtbank. Behandeling van alle vorderingen door één rechter is vanuit proceseconomisch oogpunt ook gewenst. Yucatan Holding en [persoon B] wensen dit ook - Yucatan Holding en [persoon B] vorderen verwijzing van de hele zaak naar de kantonrechter en [persoon A] refereert zich immers.
4.6.
De conclusie is dat, gelet op artikel 93, aanhef en onder c Rv jo. artikel 94 lid 2 Rv de kantonrechter bevoegd is om de gehele zaak te behandelen en om daarover te beslissen. De rechtbank verwijst de zaak dan ook naar de kantonrechter op de in de beslissing vermelde wijze (art. 71 lid 2 Rv).
4.7.
Omdat partijen (respectievelijk) in Dordrecht en Sliedrecht gevestigd en woonachtig zijn zal de zaak worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Dordrecht.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Dordrecht,
op woensdag 18 september 2024 om 10:00 uur,
5.2.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
5.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
5.4.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024. [3246/3455)]