ECLI:NL:RBROT:2024:8738

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
11146150 CV EXPL 24-14561
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van een geldlening met rente en kosten

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door De Rechtsagent B.V., een geldlening van € 13.000,00 verstrekt aan gedaagde in 2022. Eiser heeft herhaaldelijk om terugbetaling gevraagd, maar gedaagde heeft niet gereageerd op deze verzoeken. Gedaagde erkent de lening, maar betwist dat hij meerdere keren om terugbetaling is gevraagd. De kantonrechter heeft de eis van eiser toegewezen, waarbij gedaagde wordt veroordeeld om het geleende bedrag, vermeerderd met rente en kosten, terug te betalen. De rechter heeft vastgesteld dat uit WhatsApp-berichten en een e-mail blijkt dat gedaagde op de hoogte was van zijn verplichting tot terugbetaling. De gevorderde rente van € 54,70 over de periode van 30 april tot 27 mei 2024 is eveneens toegewezen, evenals de incassokosten van € 1.095,05. Gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.780,38. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser het vonnis onmiddellijk kan laten uitvoeren, zelfs als gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11146150 CV EXPL 24-14561
datum uitspraak: 6 september 2024 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: De Rechtsagent B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 2] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 mei 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord.
1.2.
Op 30 augustus 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [eiser] aanwezig met mr. M. Eshtehardi van De Rechtsagent. [gedaagde] was met een brief van 9 juli 2024 ook uitgenodigd voor deze zitting, maar hij is (zonder bericht) niet gekomen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiser] heeft in 2022 € 13.000,00 geleend aan [gedaagde] . Hij wil dat geld terug en heeft daar al meerdere keren tevergeefs om gevraagd. [gedaagde] erkent dat hij dit bedrag heeft geleend, maar stelt dat hem niet meerdere keren om terugbetaling is gevraagd. [eiser] eist nu dat [gedaagde] wordt veroordeeld om € 13.000,00 met rente en kosten van deze procedure aan hem (terug) te betalen. De kantonrechter wijst de eis toe.
[gedaagde] moet € 13.000,00 terugbetalen
2.2.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat (anders dan [gedaagde] stelt) partijen het meerdere keren hebben gehad over het terugbetalen van de lening. Zo is in de WhatsApp-berichten van 22 februari en 1 maart 2024 te lezen dat [gedaagde] weet dat hij € 13.000,00 moet terugbetalen, maar dat hij dat niet één keer kan doen. Ook is er de mail van 1 maart 2024 van de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] , waarin staat dat [eiser] het bedrag opeist en dat [gedaagde] het bedrag binnen zes weken moet terugbetalen. Die mededeling is voldoende om [gedaagde] te verplichten het bedrag binnen zes weken terug te betalen. Dat volgt uit de wet (artikel 7:129e BW). Tot op heden heeft [gedaagde] (nog) niets terugbetaald.
[gedaagde] moet ook de rente en buitengerechtelijke kosten betalen
2.3.
Ook de gevraagde rente wordt toegewezen. [eiser] heeft genoeg gesteld waaruit volgt dat rente moet worden betaald en [gedaagde] heeft dat niet betwist (artikel 6:119 BW). Over de periode 30 april tot 27 mei 2024 gaat het om € 54,70 aan rente.
2.4.
De incassokosten van € 1.095,05 worden ook toegewezen. Aan alle voorwaarden om deze incassokosten vergoed te krijgen is voldaan (artikel 6:96 BW). [eiser] heeft [gedaagde] na de zes weken genoemd in 2.2 per mail van 16 april 2024 nog een termijn van veertien dagen gegund om het bedrag te betalen zonder bijkomende incassokosten.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiser] moet betalen op € 127,38 aan dagvaardingskosten, € 706,00 aan griffierecht, € 812,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.780,38. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 14.149,75 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 13.000,00 vanaf de datum van deze uitspraak tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.780,38;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
34286