In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een huurachterstandszaak tussen Stichting Hef Wonen en de bewindvoerder van de gedaagde. De eiseres, Hef Wonen, heeft vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, die sinds 2 april 2014 een woning huurt van Hef Wonen. De huurachterstand bedraagt op het moment van de zitting € 7.184,55, inclusief rente en kosten. De gedaagde staat sinds 23 mei 2024 onder bewind, waardoor de bewindvoerder als formele procespartij is aangemerkt. Tijdens de zitting op 20 augustus 2024 hebben partijen een betalingsregeling afgesproken voor de huurachterstand.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bewindvoerder verplicht is om het achterstallige bedrag te betalen, mits zij zich houdt aan de afgesproken betalingsregeling. Indien de bewindvoerder zich niet aan deze regeling houdt, kan de huurovereenkomst worden ontbonden en moet de gedaagde de woning binnen veertien dagen na ontbinding ontruimen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechter heeft de bewindvoerder ook verplicht om een gebruiksvergoeding te betalen zolang de woning niet is ontruimd.