ECLI:NL:RBROT:2024:8726

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/623
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van horecavoorziening na geweldsincident

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de tijdelijke sluiting van een horecavoorziening in Rotterdam. De burgemeester had op 8 mei 2023 besloten om de coffeeshop van eiseres voor twee weken te sluiten na een geweldsincident dat zich op 23 maart 2023 had voorgedaan. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.A. Kamans, heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian, heeft het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit tot sluiting gehandhaafd.

De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2024 behandeld. De burgemeester baseerde zijn besluit op de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012, die hem de bevoegdheid geeft om een horecagelegenheid te sluiten bij verstoring van de openbare orde. Eiseres betwistte de noodzaak van de sluiting en voerde aan dat het geweldsincident een eenmalig voorval was dat niet gerelateerd was aan de bedrijfsvoering van de coffeeshop. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester de noodzaak van de sluiting onvoldoende had gemotiveerd. De rechtbank concludeerde dat de sluiting niet noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde, vooral omdat het incident een relationeel conflict betrof en er geen eerdere relevante incidenten waren geweest.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, het primaire besluit herroepen en eiseres een waarschuwing opgelegd. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door de burgemeester bij handhaving van de openbare orde en de noodzaak om de motivering van besluiten goed onderbouwd te presenteren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/623

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. I.A. Kamans),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigde: mr. J.C. Avedissian).

Inleiding

1. Met het besluit van 8 mei 2023 heeft de burgemeester de sluiting bevolen van de horeca-inrichting van verzoekster, [naam horeca-inrichting] aan [adres] (de coffeeshop), voor de duur van twee weken.
1.1.
Met het bestreden besluit van 1 december 2023 op het bezwaar van eiseres is de burgemeester bij dat besluit gebleven. De sluiting wordt niet geeffectueerd.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam 1] (bedrijfsleider), bijgestaan door de gemachtigde. Namens de burgemeester waren de gemachtigde en [naam 2] aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2. Op donderdag 23 maart 2023 kreeg de politie een melding dat iemand was mishandeld door een beveiliger van de coffeeshop. De politie is hierop een onderzoek gestart. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in de bestuurlijke rapportage van 3 april 2023. Deze rapportage was voor de burgemeester aanleiding om op 8 mei 2023 de sluiting van de coffeeshop te bevelen voor de duur van twee weken. Dit besluit berust op artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 (APV) in samenhang met artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a, van de APV.
3. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en zij heeft ook de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Bij ordemaatregel van 8 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst. Met de uitspraak van 24 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter de schorsing van het primaire besluit gehandhaafd tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Het bestreden besluit
4. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester, in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, het primaire besluit in stand gelaten en het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. De burgemeester heeft hierbij het standpunt ingenomen dat hij bevoegd was om de coffeeshop te sluiten, omdat als gevolg van het geweldsincident de openbare orde is verstoord en het leefklimaat is aangetast in de omgeving van de coffeeshop. De burgemeester motiveert dat er een noodzaak was om de coffeeshop te sluiten en rekent het eiseres aan dat een dienstdoende beveiliger een laakbare rol heeft gespeeld bij het geweldsincident. Vanwege de laakbare rol van de dienstdoende portier heeft de burgemeester een handhavingstap overgeslagen. Dat het ging om een toevallig geweldsincident dat is terug te voeren op een relationeel conflict en dat het geweldsincident los staat van de bedrijfsvoering van de coffeeshop (verkoop van softdrugs), laat onverlet dat het geweldsincident heeft plaatsgevonden voor de ingang van de coffeeshop die op dat moment geopend was voor het publiek en dat sprake is van een verstoring van de openbare orde.

Standpunt eiseres

5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat de bestuurlijke rapportage een onvolledig en gefragmenteerd beeld schetst van de gebeurtenissen. Eiseres heeft in dit verband een beroep gedaan op de volledige door haar ter beschikking gestelde camerabeelden. Hieruit volgt volgens eiseres ook dat de dienstdoende beveiliger niet laakbaar gehandeld heeft en er daarom geen handhavingsstap overgeslagen mocht worden. De beveiliger was gehouden het latere slachtoffer buiten de coffeeshop te houden en heeft in dat verband gedaan wat van hem verwacht mocht worden. Ter zitting heeft de gemachtigde in dit verband nog opgemerkt dat alleen de agressor door de officier van justitie is vervolgd, maar de portier niet als medeplichtige is aangemerkt.
Het incident kwam voort uit de privésfeer en heeft zich buiten werktijd van de betrokken gastheer afgespeeld. Ook voert eiseres aan dat er tussen de rapportage over het incident en het (primaire) besluit 5 weken zijn verstreken en er gelet daarop niet langer meer sprake kan zijn van een gevaar voor de openbare orde en noodzaak tot sluiting. De sluiting was evenmin noodzakelijk omdat het incident een incidenteel en toevallig karakter had. Tot slot voert eiseres aan dat de sluiting niet evenredig is. De burgemeester had met een waarschuwing kunnen volstaan, omdat geen sprake was van een ernstig incident. De sluiting is verder ook niet geëffectueerd en zal niet meer worden geëffectueerd en is daarmee de facto een waarschuwing.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang6. De sluiting van de coffeeshop is niet geëffectueerd en zal naar toezegging van de burgemeester vanwege het tijdverloop ook niet meer geëffectueerd worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres desalniettemin een procesbelang bij beoordeling van het bestreden besluit, omdat uit het handhavingsbeleid van de burgemeester volgt dat in geval van herhaling een volgende stap in het handhavingsarrangement wordt of kan worden gezet. De rechtbank zal het beroep van eiseres daarom inhoudelijk beoordelen.
Het juridisch kader
7.1.
Op grond van artikel 2:30, eerste lid, aanhef en onder b, in combinatie met artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 kan de burgemeester een openbare inrichting onder bepaalde omstandigheden tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren. De burgemeester heeft die bevoegdheid bijvoorbeeld als (kort gezegd) in die inrichting feiten hebben plaatsgevonden waardoor de openbare orde nadelig zal worden beïnvloed, de exploitant toestaat of gedoogt dat in zijn inrichting strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed.
7.2.
Het toepasselijke beleid van de burgemeester staat in de (verlengde) Horecanota 2017-2021. Voor de invulling van de bevoegdheid om een openbare inrichting te sluiten hanteert de burgemeester het handhavingsarrangement zoals neergelegd in de
Horecanota 2017-2021.
Uit het stappenplan behorende bij het handhavingskader "Geweld" volgt dat na de eerste
constatering (in beginsel) een waarschuwing volgt. Na de tweede constatering van geweld
volgt een sluiting van het pand voor 2 weken.
In het handhavingsarrangement wordt onder het kopje "geweld" het volgende vermeld:
“Onder geweldsincidenten worden verstaan de situaties waarin een handgemeen of
ongewenst intimiteiten plaatsvinden, in de directe nabijheid van of vanuit het horecabedrijf, voor zover geen sprake is van ernstige geweldsincidenten en voor zover het personeel niet op negatieve wijze bij het geweldsincident betrokken is geweest danwel een laakbare rol heeft gespeeld. Is het personeel wel op negatieve wijze betrokken of kan de exploitant nalatigheid worden verweten (voor, tijdens of na het geweldsincident), dan wordt een handhavingsstap overgeslagen en kan de burgemeester zijn vertrouwen in de ondernemer opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen.”
7.3.
Voor het handhavingsbeleid zijn de openbare orde en de veiligheid altijd leidend. Dit betekent dat het kan voorkomen dat de ondernemer heeft gedaan wat hij kon, maar dat toch een maatregel getroffen moet worden om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te herstellen.
Mocht de burgemeester afgaan op de bestuurlijke rapportage van de politie en is het besluit zorgvuldig voorbereid?
8. Dat - zoals door eiseres aangevoerd - in de bestuurlijke rapportage de camerabeelden niet allemaal en in context beschreven zijn, maakt niet dat de burgemeester daarop niet af mocht gaan. Eiseres heeft voorafgaand aan het primaire besluit een uitgebreide zienswijze ingebracht en de burgemeester heeft kennis genomen van de camerabeelden. Niet gebleken is dat de burgemeester belangrijke stukken heeft achtergehouden, daarop geen acht heeft geslagen, of heeft verzuimd voldoende onderzoek te doen. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.
De feiten
9.1.
Uit de camerabeelden die op de zitting zijn getoond en door de rechtbank daarna nog zijn bestudeerd, en de duiding daarvan door eiseres voor zover dat niet is bestreden, leidt de rechtbank kort en zakelijk samengevat het volgende af. Op 23 maart 2023 heeft zich voor de ingang van de coffeeshop een geweldsincident voorgedaan. Hierbij waren onder andere betrokken de gastheer, die even daarvoor zijn dienst bij de coffeeshop had beëindigd, de portier die op dat moment dienst had bij de ingang, twee vrouwen en een man.
Uit de camerabeelden volgt dat voorafgaand aan het geweldsincident er een escalerende conflictsituatie is tussen de twee vrouwen en de gastheer. Dit speelt zich af op straat om de hoek buiten het directe zichtveld van de portier. Uit de beelden volgt dat de portier op enig moment aan komt lopen en samen met een ander personeelslid van de coffeeshop kennelijk de boel wil sussen en daarvoor onder meer de gastheer bij de vrouwen weghoudt. Zowel de gastheer als de vrouwen vertrekken afzonderlijk in een auto. Dit is de eerste fase.
Korte tijd later, dit is fase 2, verschijnt de auto van de vrouwen weer in beeld. De vrouwen stappen uit, evenals een mannelijke bijrijder (man). Ze spreken de vrouwelijke shopmanager die buiten staat te bellen aan. Kort daarna verschijnt ook de auto van de gastheer weer in beeld. De gastheer loopt langs de coffeeshop en voorbij de portier, in de richting van de vrouwen en de man. De gastheer slaat één van de vrouwen die daarop op de grond valt. De man probeert de coffeeshop in te gaan, maar wordt tegengehouden door de portier. Terwijl de portier de man tegenhoudt, slaat de gastheer de man een aantal malen. Direct daarna wordt de gastheer door een (ander) personeelslid van de coffeeshop weggeduwd en de man ontzet.
9.2.
Vast staat dat zich voor de ingang van de coffeeshop een geweldsincident heeft voorgedaan. Dat betekent dat de burgemeester conform het handhavingsbeleid bevoegd is om handhavend op te treden. Het betreft een ‘gewoon’ geweldsincident. Uit het stappenplan behorende bij het handhavingskader "Geweld" volgt dat na de eerste constatering (in beginsel) een waarschuwing volgt en dat na de tweede constatering van geweld een sluiting van het pand voor 2 weken volgt. In dit geval heeft de burgemeester een handhavingsstap overgeslagen, omdat de dienstdoende beveiliger (portier) zich negatief dan wel laakbaar heeft gedragen bij het geweldsincident. Hij heeft volgens de burgemeester niet adequaat en de-escalerend gehandeld bij het geweldsincident, hetgeen wel van hem verwacht mag worden.
Heeft de dienstdoende portier zich negatief of laakbaar gedragen?
10.1.
Dat de portier zich negatief dan wel laakbaar heeft gedragen bij het geweldsincident is door eiseres gemotiveerd bestreden. Dat betekent dat de rechtbank moet beoordelen of de burgemeester tot die conclusie heeft kunnen komen.
10.2.
De burgemeester heeft zich onder meer gebaseerd op de bestuurlijke rapportage van de politie. De camerabeelden zijn door de politie uitgekeken en over het geweldsincident is in de rapportage opgenomen:
“Direct hier opvolgend liep slachtoffer 1 naar de ingang van '[naam horeca-inrichting] en werd tegengehouden door de beveiliger. Te zien was dat de beveiliger slachtoffer 1 vast pakte en probeerde hem tegen te houden, zodat hij niet naar binnen kon. Te zien was dat de beveiliger hem vasthield voor de ingang van '[naam horeca-inrichting] en hierop dat [naam 3] welke zojuist slachtoffer 2 naar de grond sloeg, aan sloot. Te zien was dat [naam 3] slachtoffer 1 bij zijn rug dan wel schouder vastpakte met zijn linkerhand, en vervolgens tussen de vier en zes keer met een gebalde vuist slaande bewegingen maakte richting het hoofd, gezicht en lichaam van slachtoffer 1. Te zien was dat, terwijl de verdachte dit deed, de beveiliger slachtoffer 1 stevig vasthield. Te zien was dat de beveiliger niet tussen beiden kwam en dat de beveiliger slachtoffer 1 of [naam 3] niet wegduwde om te voorkomen dat er meer klappen werden uitgedeeld. Nadat de [naam 3] meerdere klappen op het hoofd, gezicht en lichaam van slachtoffer 1 had gegeven, zijn er uiteindelijk andere personen tussen beide gekomen die [naam 3] wegduwde van slachtoffer 1.”
10.3.
Voor de motivering ten aanzien van negatief of laakbaar gedragen heeft de burgemeester zich in het bestreden besluit geschaard achter het advies van de bezwaarschriftencommissie. Die heeft in het advies van 24 oktober 2023, na bestudering van de camerabeelden, hierover het volgende opgenomen:
“De commissie is tot het volgende oordeel gekomen. Het door de portier tegenhouden van de man die de coffeeshop wil binnengaan, zou weliswaar kunnen worden gezien als het begin van de-escalerend handelen door de portier, maar hiermee heeft de portier niet voorkomen dat de man na de eerste klap nog meer klappen kreeg. Van een effectief gedrag van de portier is daarmee geen sprake. Uit de beelden volgt naar het oordeel van de commissie niet dat de portier daadkrachtig is opgetreden in die zin dat hij het slachtoffer op de een of andere manier heeft beschermd tegen de klappenaanval van de gastheer. De commissie volgt uw oordeel dat de beveiliger niet adequaat en niet de-escalerend heeft gehandeld, wat wel van hem mocht worden verwacht. Dit geldt evenzeer als een situatie escaleert binnen een kort tijdsbestek.”
10.4.
De rechtbank onderschrijft, na kennisneming van de camerabeelden, de hiervoor weergegeven en door de burgemeester overgenomen conclusies van de bezwaarschriftencommissie. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat van een beveiliger mag worden verwacht dat hij de-escalerend handelt door de strijdende partijen (zo goed als mogelijk) uit elkaar te
houden op het moment dat er klappen vallen. In dat opzicht was het optreden van de portier, zoals dat op beelden te zien is, onvoldoende daadkrachtig en doortastend. Daaraan doet niet af dat de portier (zoals ook van hem verwacht mocht worden) wilde verhinderen dat het slachtoffer de coffeeshop binnen zou gaan. Het één hoeft het ander niet uit te sluiten. Daaraan doet evenmin af dat de portier in de eerste fase wel de-escalerend is opgetreden en het optreden van ander personeel van de coffeeshop bij het geweldsincident wel zeer doortastend en effectief is geweest. Dat de portier door de officier van justitie niet als medeplichtig is aangemerkt (alleen de gastheer is vervolgd) maakt niet dat zijn rol door de burgemeester niet als negatief of laakbaar kan worden gezien. De burgemeester maakt een eigen afweging die niet wordt beheerst door de regels van het strafrecht. Waar strafrechtelijke betrokkenheid voor medeplichtigheid onvoldoende is, kan er wel sprake zijn van laakbaar handelen of negatieve betrokkenheid conform de horecanota.
De burgemeester heeft de rol van de portier in het geweldsincident daarom als negatief of laakbaar kunnen aanmerken.
Was de sluiting van de coffeeshop noodzakelijk?
11.1.
Eiseres heeft de noodzaak van de sluiting van de coffeeshop gemotiveerd bestreden. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het eenmalig een incident in de relationele sfeer betrof dat niets te maken had met de bedrijfsvoering van eiseres, dat de betreffende gastheer direct ontslagen is en andere betrokkenen de toegang is ontzegd, dat het incident veel impact heeft gehad op het personeel, dat het personeel trainingen krijgt in conflicthantering en dat de coffeeshop een onberispelijke staat van dienst heeft. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat tussen het incident, waarop direct passende maatregelen zijn getroffen, en het besluit van de burgmeester ruim 6 weken zijn verstreken. Vanuit het oogpunt van de openbare orde en veiligheid is een sluiting volgens eiser daarom niet noodzakelijk.
11.2.
Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de noodzaak van de sluiting door de burgemeester onvoldoende is gemotiveerd. De bezwaarschriftencommissie is in haar advies tot dezelfde conclusie gekomen. Met de enkele bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting is de noodzaak nog geen gegeven. De burgemeester dient te motiveren dat de sluiting noodzakelijk is voor het te bereiken doel, namelijk herstel en/of bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat en dat dus niet met een ander, minder ingrijpend middel kan worden volstaan.
11.3.
De burgemeester heeft de afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie gemotiveerd en over de noodzaak overwogen dat het ging om een geweldsincident voor de ingang van de coffeeshop, die op dat moment geopend was voor het publiek, en dat sprake is van een verstoring van de openbare orde. Verder wijst de burgemeester erop dat een gastheer van de coffeeshop, die net zijn dienst had beëindigd, betrokken was bij het relationele conflict en bij het geweldsincident en dat de dienstdoende beveiliger van de coffeeshop een negatieve dan wel laakbare rol speelde bij het geweldsincident. Het geweldsincident kan daarom volgens de burgemeester ook niet los worden gezien van de exploitatie van de coffeeshop. Daarbij weegt de burgemeester mee dat hij het zorgelijk vindt dat de exploitant bij het standpunt blijft dat de portier geen verwijt kan worden gemaakt. Dat de gastheer is ontslagen en anderen de toegang tot de coffeeshop is ontzegd, doet voor de burgemeester niet af aan het feit dat de openbare orde is verstoord en het woon- en leefklimaat is aangetast als gevolg van het geweldsincident en dat deze herstel en bescherming behoeven. Dat kan alleen worden bewerkstelligd door de tijdelijke sluiting van de coffeeshop.
11.4.
Hiermee heeft de burgemeester de noodzaak van de sluiting onvoldoende gemotiveerd. Zoals hiervoor onder 9.2 overwogen betrof het een ‘gewoon’ geweldsincident zoals omschreven in de horecanota. Hoewel er rake klappen zijn uitgedeeld acht de rechtbank de verstoring van de openbare orde relatief beperkt. Er is geen gebruik gemaakt van een wapen en het betrof een kortstondig incident, dat door een beperkt aantal mensen is gezien. Anders dan de burgemeester, ziet de rechtbank het incident voornamelijk als een relationeel conflict dat losstaat van de bedrijfsvoering en primaire proces van de coffeeshop. Dat eiseres, zoals door de burgemeester gesteld, niet inziet of wil inzien dat de portier een negatieve of laakbare rol heeft gehad en dat dit zorgelijk is, acht de rechtbank onvoldoende om de sluiting met het oog op herstel en bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat noodzakelijk te achten. De rechtbank weegt hierbij mee dat, hoewel de burgmeester het handelen van de portier als laakbaar mocht bestempelen, geen sprake is geweest van een actieve of gewelddadige rol van de portier daarin. De exploitant heeft onbetwist en gemotiveerd aangevoerd diverse effectieve maatregelen te hebben getroffen om herhaling te voorkomen. Niet valt in te zien dat, gelet op de in ogen van de burgemeester onjuiste visie van de exploitant op het handelen van de portier, alleen een sluiting daaruit volgend gevaar voor de openbare orde kan beteugelen. De rechtbank acht hierbij tevens van belang dat het om een coffeeshop gaat in het centrum van Rotterdam, met dagelijks een grote aanloop van klanten, waar zich – zoals door de burgemeester niet betwist – niet eerder relevante incidenten hebben voorgedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat de noodzaak van de sluiting onvoldoende is gemotiveerd. Gelet op de zich in dit dossier bevindende stukken en eerder gegeven oordelen en advies, staat voor de rechtbank het ontbreken van de noodzaak van de sluiting vast. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door aan eiseres een waarschuwing op te leggen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep van eiseres is gegrond. De burgemeester heeft de noodzaak van de sluiting onvoldoende gemotiveerd. Dit is in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Vast staat dat zich een geweldsincident heeft voorgedaan waarvoor gelet op het handhavingskader van de Horecanota (in beginsel) een waarschuwing volgt. De burgemeester wenst te handhaven. In het kader van finale geschilbeslechting zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en een waarschuwing op te leggen. Gelet hierop behoeven de overige door eiseres aangevoerde gronden geen bespreking.
13. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.998,- (voor de bezwaarfase € 1.248; voor het indienen van een bezwaarschrift en bijwonen van de hoorzitting allebei 1 punt met een waarde van € 624; voor de beroepsfase €1.750,-; voor het indienen van een beroepschrift en het bijwonen van de zitting allebei 1 punt met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit, voor zover daarbij de sluiting van de coffeeshop voor twee weken is gelast;
- legt eisers een waarschuwing op en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.998,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.