ECLI:NL:RBROT:2024:8718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/7676
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening sluiting tabakshop wegens overtreding Opiumwet

Op 9 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, vertegenwoordigd door mr. D.W.E. Urbanus, en de burgemeester van de gemeente Dordrecht, vertegenwoordigd door mr. M. Baardman, mr. D. van de Water en mr. J. van Herwijnen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen de sluiting van een tabakshop voor de duur van vier weken, opgelegd vanwege de verkoop en aanwezigheid van drugsgerelateerde goederen. De burgemeester had op 31 juli 2024 besloten het bedrijfspand te sluiten na een controle op 21 juni 2024, waarbij diverse drugsgerelateerde artikelen werden aangetroffen, waaronder weegschaaltjes en gripzakjes. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op 26 augustus 2024 de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang aanwezig is. De financiële gevolgen van de sluiting zijn niet voldoende onderbouwd door verzoekers, en de sluiting is van relatief korte duur. Bovendien is er geen evident onrechtmatig besluit vastgesteld, aangezien de burgemeester de sluiting heeft gemotiveerd als noodzakelijk voor het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7676

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 september 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. D.W.E. Urbanus),
en

De burgemeester van de gemeente Dordrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Baardman, mr. D. van de Water en mr. J. van Herwijnen).

Inleiding

1.1.
Met het bestreden besluit van 31 juli 2024 heeft de burgemeester het bedrijfspand van verzoeker gesloten voor vier weken vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker [naam verzoeker 2] , de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoekers zijn de exploitanten van [naam winkel] , gevestigd aan de [adres] te Dordrecht (het pand). Op 21 juni 2024 heeft de politie, onder regie van de gemeente Dordrecht, een integrale controle uitgevoerd in het bedrijfspand van verzoekers. Tijdens deze controle is het volgende aangetroffen:
- 41 weegschaaltjes, geschikt voor laag gewicht;
- circa 131.000 gripzakjes;
- circa 250.000 ponypacks;
- 1218 gram Mannitol; en
- 1480 gram Inositol.
De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in de bestuursrechtelijke rapportage van 27 juni 2024.
Het bestreden besluit
3. Naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek heeft verweerder verzoekers gelast het pand vanaf 14 augustus 2024 voor vier weken te sluiten. De sluiting is volgens verweerder noodzakelijk voor het herstel van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat rond het pand. Met de sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Verweerder heeft in wat verzoekers in hun zienswijze hebben aangevoerd geen reden gezien om van sluiting van het pand af te zien. Wel heeft verweerder naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening toegezegd niet tot sluiting te zullen overgaan voordat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek.
Spoedeisend belang
4.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
4.2.
Aan de sluiting van een bedrijfspand is inherent dat er gedurende de periode dat het pand gesloten is, geen activiteiten in het pand kunnen worden uitgevoerd. Verzoekers stellen dat zij door de sluiting gedurende vier weken geen inkomsten genereren. Dit is een financieel belang. Een financieel belang levert op zichzelf geen reden op om een voorlopige voorziening te treffen. Dit is slechts anders als sprake is van een acute financiële noodsituatie of onomkeerbaar nadeel, in die zin dat de onderneming in haar voortbestaan wordt bedreigd.
4.3.
In wat verzoekers hebben gesteld, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor de conclusie dat sprake is van een dergelijke situatie. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het gaat om een sluiting van relatief korte duur en dat de financiële gevolgen van de sluiting kunnen worden verdeeld over beide verzoekers. Verzoekers hebben gesteld dat zij als gevolg van de sluiting het risico lopen dat diverse agentschappen, zoals dat van PostNL, Moneygram en Western Union, worden beëindigd. Daarnaast wordt de tweede winkel van verzoekers, gevestigd in Rotterdam, door de sluiting in zijn voortbestaan bedreigd. De vestiging in Rotterdam is verliesgevend en de inkomsten uit de onderneming in Dordrecht zijn nodig om de winkel in Rotterdam open te houden. Verzoekers hebben deze stellingen niet onderbouwd met concrete en objectieve stukken, zoals de contracten betreffende de agentschappen en de financiële gegevens van de winkel in Rotterdam. De stukken die verzoekers wel hebben ingebracht zijn onvoldoende om te concluderen dat verzoekers in financiële nood komen en dat de continuïteit van de winkel in Dordrecht en/of Rotterdam in het gedrang is.
4.4.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat er geen sprake is van spoedeisend belang.
Evident onrechtmatig
5.1.
Als er geen sprake is van een spoedeisend belang, kan er een voorlopige voorziening worden getroffen als er sprake is van een evident onrechtmatig besluit.
Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure stand zal houden.
5.2.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter doet deze situatie zich niet voor. De voorzieningenrechter vindt dat verweerder de motivering van de noodzakelijkheid en subsidiariteit van de sluiting in bezwaar nader zal moeten bezien, in het bijzonder wat betreft de gelijkstelling van het aantreffen van drugsgerelateerde goederen met het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs en de beoordeling of een lichtere maatregel (zoals een last onder dwangsom) in de situatie van verzoekers toereikend is. Dit is echter geen reden om het besluit te schorsen. In de beslissing op bezwaar kan verweerder voorzien in een nadere motivering van het bestreden besluit. Mocht verweerder alsnog besluiten van sluiting af te zien, dan zal kunnen worden bezien of er aanleiding is verzoekers een financiële compensatie toe te kennen.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Grondman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.