ECLI:NL:RBROT:2024:8679

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
10-124421-24/ TUL: 10-118623-22 en 10-135769-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal en eenvoudig witwassen met oplegging van een isd-maatregel

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren te Dubai, die ten laste was gelegd van diefstal en eenvoudig witwassen. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. F. Koolhof, eiste bewezenverklaring van de feiten en een isd-maatregel van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 april 2024 een mapje met cd's heeft weggenomen en in de periode van 19 november 2023 tot 19 april 2024 meerdere goederen heeft verworven die afkomstig waren uit misdrijven. De verdachte heeft deze feiten bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en er is sprake van een verslaving aan verschillende middelen. De reclassering heeft geadviseerd om een isd-maatregel op te leggen om recidive te voorkomen en de verdachte te behandelen. De rechtbank heeft de maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, met als doel de maatschappij te beveiligen en de kans op recidive te verkleinen.

Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij van € 241,74, die verband houdt met de schade die is veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. De vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen is afgewezen, omdat deze niet verenigbaar is met de isd-maatregel. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3 (Dordrecht)
Parketnummer: 10-124421-24
Parketnummers TUL: 10-118623-22 en 10-135769-22
Datum uitspraak: 19 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Dubai op [geboortedatum],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres]
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Rotterdam, waarnemend voor mr. A. van ’t Hek, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 juli 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. F. Koolhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, met uitzondering van het deel dat ziet op braak en inklimming, en bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: isd-maatregel) voor de duur van 2 jaar;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 10-118623-22 en 10-135769-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1;
hij op 9 april 2024 te Rotterdam, althans in Nederland
een mapje met cd’s dat geheel of ten dele aan [naam], toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
feit 2;
hij in de periode van 19 november 2023 tot en met 19 april 2024, te Rotterdam,
meermaals
een telefoonhoesje met daarin meerdere pasjes en een roze toilettasje met daarin meerdere goederen en een mapje met daarin meerdere pasjes en meerdere geldbedragen ter waarde van in totaal 144 euro
voorhanden heeft gehad
terwijl hij, verdachte wist, dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
t.a.v. feit 1;
diefstal;
t.a.v. feit 2;
eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft op 9 april 2024 goederen weggenomen uit een auto. Naar aanleiding hiervan is zijn kamer doorzocht. Daarbij zijn meerdere goederen aangetroffen die hij een aantal maanden eerder uit auto’s had weggenomen. De verdachte heeft verklaard dit te doen om te kunnen voorzien in zijn verslaving. Met deze gedragingen heeft hij ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Daarbij heeft hij zijn eigen belang boven dat van anderen gesteld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank houdt hier rekening mee.
7.3.2.
Rapportages van deskundigen
De reclassering heeft op 27 juni 2024 gerapporteerd over de verdachte. Al eerder werd de verdachte veelvuldig veroordeeld voor vermogensdelicten. Er is sprake van verwervingscriminaliteit om een al jaren bestaande verslaving aan cannabis, cocaïne, heroïne en alcohol te onderhouden.
Eerdere reclasseringstrajecten kwamen nooit goed van de grond en ambulante trajecten zijn ontoereikend en worden steeds weer doorkruist door detentie of doordat de verdachte niet in beeld komt. Het risico op recidive of het onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als hoog.
Om de kans op recidive terug te dringen is het van belang dat de verdachte (klinisch) behandeld wordt. Hiervoor is volgens de reclassering een isd-maatregel het meest aangewezen middel, zodat het patroon van vastzitten, vrijkomen en weer terugvallen in delictgedrag te doorbreken. De hoge justitiële druk van een isd-maatregel in combinatie met de duur daarvan is volgens de reclassering de enige mogelijkheid om positieve gedragsverandering en stabiliteit in de verdachte zijn leven te bewerkstelligen. Ook acht de reclassering de maatregel gewenst ter beveiliging van de maatschappij.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één of meer misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens zijn justitiële documentatie van 2 juli 2024 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten ten minste driemaal onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De verdachte voldoet daarmee aan de formele vereisten voor het opleggen van een isd-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusies van de reclassering dat oplegging van de isd-maatregel is aangewezen.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat op dit moment het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij is met name gelet op de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
Tot slot heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 420,74 aan materiële schade, bestaande uit:
€ 75,80 voor een nieuw identiteitsbewijs;
€ 40,92 voor een nieuw identiteitsbewijs voor een kind;
€ 125,00 vergoeding voor de bedragen die zijn gepind met de gestolen pinpas; en
€ 179,00 voor earpods van het merk Apple (hierna: AirPods).
8.1.
Standpunt verdediging en officier van justitie
Voor zover de schadevergoeding ziet op de identiteitsbewijzen zijn deze ontvankelijk en is de vordering toewijsbaar. Deze schade houdt rechtstreeks verband met het onder 2 ten laste gelegde feit. Dit geldt ook voor de bedragen die zijn gepind met de weggenomen pinpas. Indien met de AirPods op de vordering de oordopjes worden bedoeld die zich in de roze toilettas bevonden, dan zijn deze reeds geretourneerd aan de benadeelde partij. Indien het om andere AirPods of oordopjes gaat, dan blijkt niet uit het dossier dat deze zijn weggenomen. Dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Hierom zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van
€ 241,74.Dit bedrag bestaat uit het deel van de vordering dat ziet op de vervanging van twee identiteitsbewijzen en de bedragen die zijn opgenomen met de gestolen pinpas.
Met betrekking tot het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de AirPods (€ 179,00), zijn de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontoereikend. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum van de uitspraak, namelijk vanaf 19 juli 2024.
De vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, daarom zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van
€ 241,74, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2024. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 15 juli 2022 van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 10-118623-22 is de verdachte voor diefstallen veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 30 juli 2022.
Bij vonnis van 23 februari 2023 van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 10-135769-22 is de verdachte voor schennis van de eerbaarheid veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 10 maart 2023.
9.2.
Standpunt verdediging en officier van justitie
Zowel de verdediging als de officier van justitie hebben verzocht beide vorderingen af te wijzen.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Evenals de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de vordering afgewezen dient te worden. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen verenigt zich namelijk niet met het karakter van de op te leggen isd-maatregel.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op 36f, 38m, 38n, 310 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 241,74 (zegge: tweehonderdeenenveertig euro en vierenzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 241,74(hoofdsom
zegge: tweehonderdeenenveertig euro en vierenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 241,74 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 15 juli 2022 van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 10-118623-22 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 23 februari 2023 van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 10-135769-22 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter,
en mrs. J.C. Gillesse en F.L. Donders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
ten aanzien van feit 1;
hij op of omstreeks 9 april 2024 te Rotterdam, althans in Nederland
twee althans
eenmap(je(s)) met (een) CD(‘s) en/of een map met meerdere althans een pasje(s) en/of muntgeld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
ten aanzien van feit 2;
hij in of omstreeks de perioden van 17 november 2023 tot en met 19 april 2024, te Rotterdam, althans in Nederland,
meermaals, althans eenmaal,
(van) een telefoonhoesje met daarin meerdere althans één pasje(s) en/of een (roze) toilettasje met daarin meerdere althans één goed(eren), althans een of meer voorwerpen, en/of mapje met daarin meerdere, althans één pasje(s) en/of één of meer geldbedragen ter waarde van in totaal 144 euro
Sub a
  • De werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld dan wel
  • Heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of
  • Heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
  • gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de perioden van 17 november 2023 tot en met 9 april
te Rotterdam,
meermalen, althans eenmaal telefoonhoesje met daarin meerdere althans één pasje en/of een (roze) toilettasje met daarin meerdere althans één goed(eren), althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.