ECLI:NL:RBROT:2024:8675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
10-299102-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ontoerekeningsvatbaarheid als gevolg van ernstige geestelijke stoornis

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van poging tot doodslag op zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, op 11 november 2023 te Ridderkerk, heeft geprobeerd zijn echtgenote opzettelijk van het leven te beroven door haar keel dicht te knijpen en haar met haar hoofd tegen een muur te slaan. Ondanks dat de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen acht, heeft zij geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is. Dit oordeel is gebaseerd op de bevindingen van deskundigen die hebben geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van het delict leed aan een ernstige geestelijke stoornis, waardoor hij niet in staat was zijn gedrag te remmen of bij te sturen. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en opgemerkt dat er een gat is in de keuzemogelijkheden van de rechter voor delicten die niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft ook de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte benadrukt, maar heeft geconcludeerd dat de huidige wetgeving niet voorziet in een passende maatregel voor deze situatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3 (Dordrecht)
Parketnummer: 10-299102-23
Datum uitspraak: 2 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres]
,
raadsvrouw mr. M. Wever, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 juli 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd zijn echtgenote opzettelijk van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde (poging tot doodslag);
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte;
  • oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden aan verdachte.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte heeft gehandeld onder volledige invloed van een ernstige depressieve stemmingsstoornis en zijn handelen daarom niet opzettelijk is geweest.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad voor een geval waarin het opzet wordt bestreden met een beroep op een ernstige geestelijke stoornis bij de verdachte, het volgende heeft te gelden. Een dergelijke stoornis staat slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn.
In dit geval heeft de verdachte bij de politie bekend. Uit zijn verhoor blijkt dat hij kort na het ten laste gelegde feit nog enige herinneringen had aan wat er zich had afgespeeld. Alleen al om die reden kan niet worden aangenomen dat bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen heeft ontbroken.
De verdachte heeft - onder meer - met kracht de keel van zijn echtgenote zodanig lang dichtgeknepen dat zij het bewustzijn enige tijd verloor. Naar algemene ervaringsregels levert een dergelijke handeling de aanmerkelijke kans op dat een persoon als gevolg daarvan komt te overlijden. Deze handeling, het gedurende enige tijd met kracht dichtknijpen van de keel, is naar haar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het intreden van de dood dat het niet anders kan dan dat de verdachte dat gevolg bewust heeft aanvaard. Zijn opzet is naar het oordeel van de rechtbank dan ook op zijn minst genomen in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest.
Tegen deze achtergrond acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna onder 4.3 wordt weergegeven.
4.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 november 2023 te Ridderkerk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn echtgenote [slachtoffer], opzettelijk van het leven te beroven,
- haar mond heeft afgedekt en haar neus heeft dichtgeknepen en
- haar met haar hoofd meermalen tegen een muur heeft geslagen en
- bovenop haar is gaan zitten, nadat hij haar naar de grond had gebracht en
- ( langdurig) haar keel heeft dichtgeknepen, waardoor zij het bewustzijn verloor,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het pro-justitiarapport van 4 april 2024, bestaande uit een rapport van een psychiater en een psycholoog, en het advies van Reclassering Nederland van 19 juni 2024.
In het rapport van psychiater [naam 1] staat over de strafbaarheid van de verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Tijdens het tenlastegelegde was er bij onderzochte sprake van een ernstige depressieve stoornis met stemmingscongruente psychotische kenmerken van nihilisme en katatonie in de vorm van echolalie, mutisme en agitatie. Dit beïnvloedde de gedragingen van betrokkene tijdens het tenlastegelegde. Bij een bewezenverklaring kan het feit beschouwd worden als geheel voortgekomen uit de ziekteverschijnselen. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen.
Ook psycholoog [naam 2] adviseert om het tenlastegelegde in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen, omdat bij de verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een ernstige depressieve stoornis met katatonie en psychotische kenmerken, en als gevolg daarvan van nihilisme, suïcidaliteit en agitatie. In deze volledig gedecompenseerde toestand is de verdachte tot het ten laste gelegde gekomen. Gelet op de volledig verstoorde realiteitstoetsing had de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde geen mogelijkheid om zijn gedrag te remmen of bij te sturen. Zijn denken en handelen werden volledig door de op dat moment aanwezige depressief-psychotische belevingen en agitatie bepaald.
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen, die de rechtbank volgt en tot de hare maakt, komt de rechtbank tot het oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ervoor zorgde dat de verdachte tijdens het plegen van het tenlastegelegde geen mogelijkheid had om zijn gedrag te remmen of bij te sturen. Hierdoor kan het bewezen verklaarde feit niet aan de verdachte worden toegerekend en is er een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom niet strafbaar. De rechtbank zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.Oplegging van enige maatregel?

7.1.
Ernst van het feit
De verdachte heeft geprobeerd zijn echtgenote van het leven te beroven door haar mond af te dekken en neus dicht te knijpen, waarna hij haar meerdere malen met haar hoofd tegen de muur heeft geslagen. Vervolgens is hij bovenop haar gaan zitten en heeft hij haar keel zo lang dichtgeknepen dat zij het bewustzijn verloor. De verdachte is niet uit zichzelf gestopt. Er zijn drie politieagenten nodig geweest om de verdachte van zijn echtgenote af te halen en onder controle te krijgen.
De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote. Hij heeft haar pijn gedaan en angstaanjagende momenten bezorgd, waarin zij met recht vreesde voor haar leven
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Advies van deskundigen
Zowel psychiater [naam 1] als psycholoog [naam 2] hebben in een eerdere fase van de procedure geadviseerd om vanwege de aard en ernst van de psychische stoornis de verdachte eerst klinisch te laten behandelen. Een adequate psychiatrische behandeling werd nodig geacht zowel uit zorgoogpunt als uit het oogpunt van recidivepreventie. Zij hebben toen voorgesteld om dat in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis als bijzondere voorwaarde op te leggen, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek naar een zorgmachtiging. Wanneer zijn toestandsbeeld voldoende gestabiliseerd was, kon de behandeling (zolang nodig) ambulant worden voortgezet. Een zorgmachtiging zou dan mogelijk niet meer nodig zijn. Een strafrechtelijke (tbs-)maatregel met voorwaarden werd niet noodzakelijk geacht.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 juni 2024. Dit rapport houdt een zakelijke weergave in van de conclusie van de gedragsdeskundigen. Voorts wordt de kans op recidive ingeschat als laag.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Mede naar aanleiding van de rapportages van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft. Nu de bewezen verklaarde feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend en hij wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, kan in die benodigde behandeling niet worden voorzien in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf. De wet biedt immers die mogelijkheid niet.
Omdat niet wordt voldaan aan de criteria voor het verlenen van een zorgmachtiging kan behandeling evenmin in dat kader plaatsvinden. De verdachte heeft zich immers bereid verklaard om mee te werken aan (klinische en ambulante) behandeling.. De mogelijkheid die dan nog resteert zou een tbs-kader zijn. De rechtbank acht echter oplegging van tbs met voorwaarden in het onderhavige geval geen passende maatregel. Niet gebleken is immers dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van die maatregel eist. Het onderhavige ten laste gelegde incident lijkt een eenmalig incident te zijn geweest. De verdachte is niet eerder gewelddadig tegenover anderen geweest, heeft een blanco strafblad en het huidige recidiverisico is ingeschat als laag tot matig door de deskundigen.
Met het wegvallen van de maatregel op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (oud), te weten de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar, en de invoering van artikel 2.3 Wfz, is sprake van een gat in de keuzemogelijkheden van de rechter bij afdoening van delicten die niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Dit maakt echter niet dat de rechtbank de voorwaarden voor het opleggen van tbs met voorwaarden zal oprekken met als doel de verdachte behandeling en begeleiding te laten krijgen.
Anders dan de officier van justitie heeft geëist, volstaat de rechtbank met de conclusie dat het huidige wettelijke instrumentarium niet voldoet om een adequate oplossing te vinden in het type zaak als onderhavige.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de verdachte een zachte landing binnen de ggz verdient. Hij wil graag hulp en heeft deze destijds ook (samen met zijn echtgenote) gezocht. De verdachte is gemotiveerd voor behandeling. De rechtbank kan zich voorstellen dat na het uitspreken van het vonnis de zaaksofficier contact zoekt met de zorgofficier om te kijken of de ggz proactief al contact kan opnemen met de verdachte en zijn echtgenote om een en ander in gang te zetten bij een andere ggz-instelling dan Antes. Dit is ook in lijn met het advies van de geraadpleegde deskundigen.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter,
en mrs. J.C. Gillesse en F.L. Donders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 november 2023 te Ridderkerk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn echtgenote/partner, [slachtoffer], opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- haar mond heeft afgedekt en/of haar neus heeft dichtgeknepen en/of
- haar met haar hoofd (meermalen) tegen een muur heeft geslagen en/of
- bovenop haar is gaan zitten, nadat hij haar naar de grond had gebracht en/of
- ( langdurig) haar keel heeft dichtgeknepen, waardoor zij het bewustzijn verloor,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.