Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 28 juni 2024 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan haar schuldeisers, waaronder de heer [persoon A], die als verweerder optreedt. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 4,71% aan de concurrente schuldeisers, die in totaal € 43.061,96 van verzoekster te vorderen hebben. Negen van de tien schuldeisers hebben ingestemd met de regeling, maar de heer [persoon A] heeft geweigerd in te stemmen, omdat hij het aangeboden bedrag te laag vindt in verhouding tot zijn vordering van € 24.810,31.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van de heer [persoon A] 57,6% van de totale schuldenlast bedraagt. De rechtbank heeft overwogen dat het iedere schuldeiser vrij staat om 100% van zijn vordering te eisen, maar dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan de belangen van de heer [persoon A]. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het aangeboden akkoord het maximaal haalbare is, gezien de financiële situatie van verzoekster en de beoordeling door een deskundige partij, Avres.
De rechtbank heeft daarom het verzoek om de heer [persoon A] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, en is bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.