ECLI:NL:RBROT:2024:8649

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
10-269372-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tijdens verkeersruzie met letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 oktober 2022, waarbij de verdachte tijdens een verkeersruzie het horloge van het slachtoffer heeft afgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer met een scherp voorwerp heeft bedreigd en hem bij zijn vest heeft vastgepakt, waarna hij het horloge heeft weggenomen. De verklaringen van het slachtoffer werden ondersteund door letsel dat hij had opgelopen, wat de rechtbank als bewijs voor het gebruik van geweld beschouwde. De verdachte ontkende het gebruik van geweld en beweerde dat hij het horloge uit de portierdeur had gepakt, maar de rechtbank hechtte meer waarde aan de consistente verklaringen van het slachtoffer.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en legde een gevangenisstraf van drie maanden op. De rechtbank nam in overweging dat het geweld op een openbare weg plaatsvond en dat het slachtoffer letsel had opgelopen, hoewel dit als gering werd beschouwd. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar mee in de strafmaat. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de kosten van de verdediging van de verdachte ter zake van de vordering begroot op nihil.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-269372-22
Datum uitspraak: 8 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Groot heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 20 oktober 2022 reed de aangever met zijn auto op de Maashaven in Rotterdam. Bij een verkeerslicht stopte een witte Kia Picanto voor hem. De bestuurder van deze auto, de latere verdachte, stapte uit en liep naar de auto van de aangever. Na een woordenwisseling pakte de verdachte het horloge van de aangever af waarna hij weer in zijn auto stapte en wegreed. Niet ter discussie staat dat de verdachte zich hierdoor schuldig heeft gemaakt aan diefstal van het horloge.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de aangever. Hierover lopen de verklaringen van de aangever en de verdachte uiteen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit van dit gedeelte van de tenlastelegging.
De aangever heeft aanvankelijk verklaard dat de verdachte hem bij de kraag van zijn vest vastpakte en met een zilverkleurig voorwerp over zijn gezicht ging. De verdachte voelde daarbij een scherpe pijn. Tegenover de verbalisanten die ter plaatse kwamen gaf hij aan dat hij een zilver puntje aan het voorwerp zag. Later heeft de aangever verklaard dat het voorwerp een ruitentikker geweest zou kunnen zijn. Als gevolg hiervan had hij een verwonding boven zijn linkerwenkbrauw en op zijn linkerwang.
Volgens de verdachte is er geen sprake geweest van geweld en/of bedreiging met geweld en hebben hij en de aangever elkaar niet aangeraakt. Hij heeft het horloge uit de portierdeur gepakt.
Beoordeling
De verklaringen van de aangever vinden ondersteuning in de volgende feiten en omstandigheden, ontleend aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen.
Toen verbalisanten de aangever kort na het voorval spraken zagen zij dat hij letsel had op zijn wang en voorhoofd en dat uit het wondje op de wang bloed kwam. Voor het opnemen van de aangifte namen de verbalisanten de aangever mee naar het politievoertuig. Hier zag de aangever een veiligheidshamer en verklaarde hij dat de verdachte zo’n voorwerp vast kon hebben gehad. De verdachte was kort daarvoor staande gehouden en gefouilleerd. In de broekzak van de verdachte werd een oranjekleurige lifehammer aangetroffen.
Tegenover de consistente verklaringen van de aangever staat de ontkennende verklaring van de verdachte dat er geen geweld is gebruikt en dat hij de lifehammer pas na het voorval in paniek heeft gepakt en in zijn zak gedaan toen een politieagent aan kwam lopen en iets op hem richtte.
Gelet op de hiervoor weergegeven en ondersteunende feiten en omstandigheden hecht de rechtbank meer waarde aan de verklaringen van de aangever. De ontkenning van de verdachte staat op zich en vindt geen enkele ondersteuning in de inhoud van het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is geweest van geweld. De rechtbank neemt in aanmerking dat met ‘lifehammer’ hetzelfde voorwerp wordt bedoeld als de door de betrokkenen gebruikte benamingen ‘ruitentikker’ en ‘veiligheidshamer’. Gelet op het feit dat volgens de aangever het horloge van zijn pols is afgetrokken tijdens of direct volgend op het gebruikte geweld gaat de rechtbank er ook vanuit dat dat geweld heeft plaatsgevonden met reeds toen de bedoeling het horloge – of een ander voorwerp dat verdachte in het oog zou krijgen – af te pakken.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 20 oktober 2022 te Rotterdam,
een horloge, dat aan [slachtoffer]
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
door:
- met een scherp en puntig voorwerp
over het gezicht van die [slachtoffer] te gaan en
- die [slachtoffer] bij zijn vest vast te pakken en
- tot slot tegen die [slachtoffer] te zeggen 'Geef me die watcha'.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft naar aanleiding van een verkeersruzie geweld gepleegd tegen het slachtoffer. Hij heeft hem vastgepakt en is met een lifehammer over zijn gezicht gegaan. Vervolgens heeft de verdachte het horloge van het slachtoffer afgepakt en is hij ervandoor gegaan. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel opgelopen, weliswaar gering, maar de schrik was er niet minder om. De verdachte heeft niet alleen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden, maar hij heeft tevens getoond geen respect te hebben voor andermans eigendom. Bovendien werd het geweld gepleegd op de openbare weg op klaarlichte dag, zodat ook derden met dit soort geweld geconfronteerd kunnen worden. Een ergerlijk feit waartegen streng dient te worden opgetreden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in de regel in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en in plaats daarvan een taakstraf op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat dit geen recht doet aan de ernst van het door de verdachte gepleegde feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die hiervan nog steeds last ondervindt. De rechtbank zal de op te leggen straf enigszins matigen vanwege het tijdsverloop in deze zaak en omdat het hier niet gaat om een beroving waarover voorafgaand korte of langere tijd is nagedacht, maar om een impulsieve actie, gedaan door iemand die zich opwond over een verkeersincident.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 230,- aan materiële schade (reparatie/vervanging horloge, waarvan de kast beschadigd zou zijn) en een vergoeding van € 5.890,- aan immateriële schade. Ten aanzien van de immateriele schade heeft de benadeelde partij aangevoerd dat hij lange tijd niet heeft durven autorijden en in die periode op een OV-abonnement heeft moeten reizen (kosten € 890,-). Uiteindelijk heeft hij het autorijden wel weer aangedurfd, maar niet in zijn toenmalige auto, die hij daarna met een fors verlies van € 5000,- heeft moeten verkopen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 225,- als vergoeding van de schade aan het horloge.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van de immateriële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij, omdat dit gedeelte van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betwist dat er door de verdachte schade is toegebracht aan het horloge van de benadeelde partij. De door de benadeelde partij overgelegde stukken bieden daarvoor geen ondersteuning. Voor de gestelde immateriële schade is evenmin ondersteuning, zodat de benadeelde partij ten aanzien van de gehele vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling
De gestelde schade is onvoldoende onderbouwd door de overgelegde stukken. Zo dateren de offertes betreffende de reparatie van het horloge van geruime tijd na de datum van het strafbare feit, als gevolg waarvan de schade zou zijn ontstaan. Ook blijkt niet uit een aankoopbon hoe oud het horloge is en van welke restwaarde (met verrekening van de afschrijving) moet worden uitgegaan. Ten aanzien van de immateriële schade ontbreekt iedere onderbouwing. Er is geen medische verklaring dat en hoe lang de benadeelde partij vanwege het ontstane trauma niet heeft kunnen autorijden en zijn auto uiteindelijk niet meer kon gebruiken. Er zijn geen gegevens waaruit blijkt hoe lang, over welke afstand en met welk type vervoer een OV-abonnement nodig was en ook niet hoeveel aftrek op de kosten moet worden toegepast wegens het niet gebruiken van de auto. Er zijn geen gegevens waaruit blijkt wat de marktwaarde van de auto bij de verkoop was, en wat deze uiteindelijk heeft opgebracht. Schorsing van het onderzoek op de terechtzitting om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering alsnog voldoende te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Daarom zal de benadeelde partij in deze zaak niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
In deze procedure wordt daarom over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 20 oktober 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
een horloge, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die
[slachtoffer] te lopen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meermalen
over/langs het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer] te gaan en/of
- die [slachtoffer] (bij zijn vest) vast te pakken en/of
- ( tot slot) tegen die [slachtoffer] te zeggen 'Geef me die watcha'.