ECLI:NL:RBROT:2024:8634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/10/670836 / FA RK 23-9253
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 3 september 2024, wordt een verzoek behandeld van de man om het gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kinderen te beëindigen en hem als enige te belasten met het gezag. De zaak betreft de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], waarbij de man verzoekt om de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2] bij hem te bepalen. De rechtbank heeft grote zorgen over het welzijn van de minderjarigen, vooral gezien de huidige ondertoezichtstelling en de problematische communicatie tussen de ouders. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 augustus 2024, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De rechtbank heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden en te clusteren met een mogelijk verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, met een nieuwe zitting gepland op 21 oktober 2024. De rechtbank benadrukt het belang van constructieve communicatie tussen de ouders en het welzijn van de minderjarigen, en heeft de GI opgedragen om verslag uit te brengen over de situatie van de kinderen in de thuissituaties van beide ouders. De beslissing over de proceskosten wordt uitgesteld tot een later moment.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/670836 / FA RK 23-9253
Beschikking van 3 september 2024 over het ouderlijk gezag/de hoofdverblijfplaats/de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken/de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J. Nieuwstraten te Rotterdam,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 19 december 2023;
  • het bericht met bijlagen van de man van 1 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [persoon A] ;
  • de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), vertegenwoordigd door [persoon B] .
1.3.
De oudste minderjarige is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. De minderjarige heeft hier gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] (hierna: [voornaam minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2] (hierna: [voornaam minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats] .
2.3.
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.4.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de minderjarigen.
2.5.
De minderjarigen staan sinds 16 februari 2021 onder toezicht van de GI.
2.6.
[voornaam minderjarige 2] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.7.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 maart 2021 is de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 1] bij de man bepaald en is tussen de man en [voornaam minderjarige 2] een zorgregeling vastgesteld, waarbij er contact is tussen hen:
  • drie achtereenvolgende weekenden van vrijdag 17:30 uur tot zondag 16:30 uur;
  • in week vier van vrijdag 17:30 tot zaterdag 19:00 uur;
  • de helft van de vakanties en feestdagen.
2.8.
Partijen hebben naar aanleiding van een traject Pendelbemiddeling van Enver eind december 2022 een afsprakenovereenkomst ondertekend waarin het contact tussen de man en [voornaam minderjarige 2] is vastgesteld op:
  • alle weekenden met uitzondering van het eerste weekend van de maand;
  • de helft van de vakanties en feestdagen.
2.9.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 december 2023 is de schriftelijke aanwijzing van de GI bekrachtigd en is bepaald dat de vrouw een dwangsom verbeurt voor iedere keer dat zij in gebreke blijft de schriftelijke aanwijzing van 2 november 2023 en de daaruit voortvloeiende afspraken/verplichtingen na te komen.
2.10.
Bij beschikking van 8 februari 2024 van deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 16 november 2024 en is het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder afgewezen.
2.11.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

3.1.
De verzoeken
3.1.1.
De man verzoekt bij inleidend verzoekschrift:
  • beëindiging van het gezamenlijk gezag en hem als enige te belasten met het gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ;
  • te bepalen dat [voornaam minderjarige 2] haar gewone verblijfplaats bij hem zal hebben;
  • de afsprakenovereenkomst die door Enver is opgesteld en door partijen is ondertekend vast te stellen en in de beschikking op te nemen;
  • te bepalen dat voor het jaar 2024 de studiedagen, de vakanties en feestdagen bij helfte tussen partijen worden verdeeld, alsmede de weekenden worden verdeeld zoals beschreven in randnummers 10 tot en met 12 van het inleidend verzoekschrift.
3.1.2.
Bij bericht van 1 augustus 2024 wijzigt de man het verzoek dat ziet op een zorgregeling tussen [voornaam minderjarige 2] en de vrouw. In tegenstelling tot zijn eerdere standpunt meent hij dat een uitgebreide zorgregeling niet in belang is van [voornaam minderjarige 2] . De rechtbank begrijpt dat de man dit verzoek intrekt. Of een zorgregeling überhaupt in belang is van [voornaam minderjarige 2] moet volgens de man worden onderzocht door de raad.
3.1.3.
De rechtbank begrijpt het gewijzigd verzoek ook zo dat de man, indien het verzoek om de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige 2] bij hem te bepalen wordt afgewezen, wel wil dat de afspraken van Enver in de beschikking worden opgenomen.
3.1.4.
De vrouw voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van de verzoeken van de man.
3.1.5.
Uit de processtukken en het besprokene op de mondelinge behandeling is de rechtbank het volgende gebleken. De strijd tussen partijen die is begonnen na beëindiging van hun relatie duurt al vijf jaar. Zij maken elkaar over en weer verwijten en het lukt hen niet om op constructieve wijze en in belang van de minderjarigen met elkaar te communiceren en duidelijke afspraken te maken die door hen worden nagekomen. Met name de vrouw kan zich moeilijk beheersen. Zij schrijft e-mails aan de man, waarbij zij zich negatief over hem en/of de minderjarigen uitlaat, met grof en/of dreigend taalgebruik en waarbij zij de minderjarigen belast met negatieve uitspraken over de man. Ook na de schriftelijke aanwijzing van de GI van 2 november 2023, bekrachtigd door deze rechtbank op 21 december 2023, lukt het de vrouw niet om hiermee te stoppen en de toon in haar e-mails te veranderen. Dit alles heeft een negatief effect op de minderjarigen en dit maakt dat er grote zorgen zijn om hun welzijn.
3.1.6.
De zorgen om [voornaam minderjarige 1] bestaan daarin dat zij betrokken is bij vechtpartijen op school, zij spijbelt, de orde verstoort, mensen bedreigt en zich schuldig maakt aan diefstal. Ondanks de ingezette hulpverlening gaat het niet goed met [voornaam minderjarige 1] . Zij zit fors in de pubertijd en had tot voor kort geen contact met de vrouw. De interactie met de man, bij wie zij haar hoofdverblijf heeft en bij wie zij weer woont na een eerdere uithuisplaatsing, is vaak spanningsvol. Na een escalatie bij de man op 25 juni 2024, is [voornaam minderjarige 1] naar de vrouw gegaan, waar de situatie op 12 juli 2024 ook is geëscaleerd. Nadat de vrouw met een mes voor haar stond, heeft [voornaam minderjarige 1] de politie gebeld, die is gekomen en die haar heeft meegenomen. [voornaam minderjarige 1] woont nu weer bij de man. Iedereen is het erover eens dat [voornaam minderjarige 1] psychisch onderzocht moet worden om meer inzicht te krijgen in de oorzaken van haar gedrag. Zij is hiervoor inmiddels aangemeld.
3.1.7.
De zorgen om [voornaam minderjarige 2] bestaan daarin dat zij volgens de man tegen hem zegt dat zij zich niet veilig voelt bij de vrouw en zij bij hem wil blijven. Ook [voornaam minderjarige 1] maakt zich zorgen over het verblijf van [voornaam minderjarige 2] bij de vrouw. Toen de situatie tussen [voornaam minderjarige 1] en de vrouw escaleerde en zij [voornaam minderjarige 1] bedreigde met een mes, was zij onder invloed van alcohol volgens [voornaam minderjarige 1] . Dit wordt door de vrouw overigens ontkend, maar ook de politie heeft toen geconstateerd dat de vrouw onder invloed van alcohol was. Naar aanleiding van dit incident zijn er bij de GI zorgen over de thuissituatie van [voornaam minderjarige 2] bij de vrouw. De GI heeft nog niet met de vrouw over dit incident gesproken. De GI zegt op de mondelinge behandeling dat er alsnog een gesprek met de vrouw zal plaatsvinden waarin een noodplan en veiligheidsafspraken worden gemaakt ten behoeve van [voornaam minderjarige 2] .
3.1.8.
Ook de raad maakt zich ernstig zorgen om de minderjarigen. Niet ondenkbaar is volgens de raad om de voogdij over de minderjarigen op een gegeven moment bij een derde neer te leggen, zodat partijen minder met elkaar hoeven te communiceren. Toch hoopt de raad dat het partijen alsnog lukt om tot een doorbraak van het negatieve patroon te komen. De raad is er gelet op de lopende ondertoezichtstelling geen voorstander van om daarnaast een raadsonderzoek uit te voeren en wijst ook op de lange wachtlijsten. Volgens de raad zijn het de ouders zelf die hier aan de slag moeten.
3.1.9.
De GI benoemt dat de ondertoezichtstelling in ieder geval heeft bereikt dat er regelmatig contact is tussen de man en [voornaam minderjarige 2] , wat positief is. Wel is het volgens de GI zo dat partijen niet in staat zijn om met elkaar te communiceren, hetgeen schadelijk is voor de minderjarigen. Indien het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige 2] bij de man wordt vastgesteld, vreest de GI dat dit de strijd tussen partijen verder aanwakkert. De thuissituatie bij de vrouw is wel zodanig, dat dit gemonitord moet blijven.
3.1.10.
Ook de rechtbank maakt zich ernstige zorgen over het welzijn van de minderjarigen en doet een beroep op partijen om elkaar zoveel mogelijk met rust te laten, zich niet negatief over de ander uit te laten en om zich in te spannen om zich zoveel mogelijk constructief op te stellen waarbij zij het belang van de minderjarigen voorop stellen. Ook als dit betekent dat zij hierdoor hun eigen belangen opzij moeten zetten. De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden en te clusteren met een mogelijk verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De mondelinge behandeling zal daarom worden voortgezet op
21 oktober 2024om
9:00 uur, waarbij de in deze procedure voorliggende verzoeken opnieuw worden behandeld gelijktijdig met een eventueel verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. In de tussentijd blijft de huidige situatie ongewijzigd en loopt de huidige (door partijen bij Enver overeengekomen) zorgregeling door, waarbij de GI een grote rol heeft in het monitoren van de thuissituatie van [voornaam minderjarige 2] bij de vrouw. Van de GI wordt verder verwacht dat zij zo mogelijk in een schriftelijk verslag maar in ieder geval op de aanstaande mondelinge behandeling zich uitlaat over hoe het dan gaat met de minderjarigen, zowel in de thuissituatie bij de man als in die van de vrouw, over welke veiligheidsafspraken er zijn gemaakt met de vrouw naar aanleiding van het incident op 12 juli 2024 en wat verder voor de toekomst het plan van aanpak is.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Omdat nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot de mondelinge behandeling van
21 oktober 2024 te 9:00 uur, met het verzoek aan de advocaten van partijen en de GI om zich uiterlijk twee weken voor deze datum schriftelijk uit te laten over de stand van zaken;
4.2.
de zaak zal op laatstgenoemde mondelinge behandeling, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. H.C.A. de Groot, rechter tevens kinderrechter,
4.3.
bepaalt dat een kopie van deze beschikking zal gelden als oproep voor partijen, hun advocaten, de GI en de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. E. van Alebeek-Baars, griffier, op 3 september 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.