ECLI:NL:RBROT:2024:8609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
C/10/683009 / KG ZA 24-725
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekvonnis in kort geding met betrekking tot straat- en contactverbod na intrekking van vordering door eiseres

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de voorzieningenrechter op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de vrouw, oorspronkelijk eiseres, een straat- en contactverbod tegen de man, oorspronkelijk gedaagde, had gevorderd. De vrouw had haar vordering tot het opleggen van een straatverbod ingetrokken, waardoor de zaak zich enkel richtte op het contactverbod. De vrouw stelde dat de man haar meerdere keren fysiek had mishandeld en dat zijn aanwezigheid in de woning waar zij met hun vier minderjarige kinderen woont, leidde tot confrontaties. Het verstekvonnis van 26 juni 2024 had de vorderingen van de vrouw toegewezen, maar de man kwam in verzet tegen dit vonnis, stellende dat hij de vrouw niet had mishandeld en dat er geen aanleiding was voor een straatverbod, vooral omdat de vrouw op 1 september 2024 naar een andere woning zou verhuizen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vrouw haar vordering tot het opleggen van een contactverbod onvoldoende had onderbouwd. Er waren geen feiten gesteld die een inbreuk op het recht van de man om zich vrijelijk te bewegen konden rechtvaardigen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verstekvonnis moest worden vernietigd en dat de resterende vorderingen van de vrouw moesten worden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. Th. Veling en openbaar uitgesproken op 5 september 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/683009 / KG ZA 24-725
Vonnis in verzet in kort geding van 5 september 2024
in de zaak van
[naam vrouw],
woonplaats: [woonplaats] ,
oorspronkelijk eiseres, gedaagde in het verzet,
advocaat mr. J. Oversluizen te Rotterdam,
tegen
[naam man],
woonplaats: [woonplaats] ,
oorspronkelijk gedaagde, eiser in het verzet,
advocaat mr. L.A. Jansen te Oud-Beijerland.
De partijen worden hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
De vrouw en de man zijn getrouwd geweest. Inmiddels is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De vrouw woont op dit moment met de vier minderjarige kinderen van de partijen in de echtelijke woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in [woonplaats] . De vrouw stelt dat de man de woning op regelmatige basis betreedt, wat zorgt voor de nodige confrontaties tussen de partijen in het bijzijn van hun kinderen, en dat de man haar meerdere keren fysiek heeft mishandeld.
1.2.
De vrouw vorderde in de inleidende dagvaarding dat – kort gezegd – aan de man een straat- en contactverbod zouden worden opgelegd, onder druk van een dwangsom. Die vorderingen zijn in het verstekvonnis van 26 juni 2024 als volgt toegewezen:

3. De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
verbiedt gedaagde om zich na verloop van twee dagen na betekening van dit vonnis gedurende één jaar te begeven naar en/of zich te bevinden in de straat De Warnaar te Poortugaal, zolang eiseres in de woning aan [adres] te [postcode] [woonplaats] woonachtig is,
3.3.
verbiedt gedaagde om zich na verloop van twee dagen na betekening van dit vonnis gedurende één jaar – anders dan via een advocaat – telefonisch, persoonlijk, schriftelijk of anderszins contact op te nemen met eiseres,
3.4.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres een dwangsom te betalen van € 150,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 3.2 en 3.3 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.”.
1.3.
De man is het niet eens met het verstekvonnis en daarom komt hij daartegen in verzet. Volgens de man heeft hij de vrouw niet mishandeld en bestaat daarom geen aanleiding voor een straatverbod. Bovendien verhuist de vrouw op 1 september 2024 naar een andere woning op een (voor de man) geheim adres, zodat ook om die reden geen aanleiding bestaat om een straatverbod op te leggen. Tot slot bestaat ook geen aanleiding om een contactverbod op te leggen, omdat nergens uit blijkt dat de man de vrouw stalkt. De man stelt zich dan ook op het standpunt dat alle vorderingen van de vrouw moeten worden afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 17 juni 2024, met bijlagen 1 en 2;
  • de bijlagen 3 en 4 van de vrouw;
  • de mondelinge behandeling op 25 juni 2024;
  • het verstekvonnis van 26 juni 2024 met zaaknummer C/10/680745 / KG ZA 24-558;
  • de verzetdagvaarding van 23 juli 2024, met bijlagen 1 tot en met 6;
  • de mondelinge behandeling op 22 augustus 2024.

3.De beoordeling

3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2024 heeft de vrouw haar oorspronkelijke vordering tot het opleggen van een straatverbod aan de man ingetrokken, omdat zij vanaf 1 september 2024 een andere woning heeft. In deze zaak moet daarom alleen nog worden beoordeeld of aan de man een contactverbod moet worden opgelegd.
3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw haar vordering tot het opleggen van een contactverbod onvoldoende heeft onderbouwd en dat er daarom onvoldoende aanleiding bestaat om een contactverbod aan de man op te leggen. De vrouw heeft namelijk geen enkel (in hoge mate aannemelijk) feit gesteld dat zo’n ingrijpende inbreuk op het recht van de man om zich vrijelijk te bewegen kan rechtvaardigen, terwijl zulke feiten wel nodig zijn en de man betwist dat daar sprake van is. Nergens blijkt uit dat de man (bovenmatig veel) contact met de vrouw opneemt; niet telefonisch, niet persoonlijk, niet schriftelijk en ook niet anderszins. Daarbij komt dat de man inmiddels – tot voor kort was dat blijkbaar anders – contact heeft met hulpverlening, dat de man inmiddels wordt bijgestaan door een advocaat, dat de partijen samen vier minderjarige kinderen hebben waar een omgangsregeling voor moet worden vastgesteld en dat er in het kader van de echtscheiding misschien nog het een en ander tussen de partijen moet worden verdeeld. Een contactverbod zou de gesprekken tussen de partijen over de omgangsregeling en ook over hun kinderen in het algemeen te zeer bemoeilijken en beperken, zodanig dat dit niet in het belang van de kinderen van de partijen is. Bovendien heeft de man recht op en belang bij omgang met zijn kinderen en ook de verwezenlijking van dat recht wordt bemoeilijkt als aan hem een contactverbod wordt opgelegd.
3.3.
De conclusie is dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de resterende vorderingen van de vrouw alsnog worden afgewezen.
3.4.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten in zaken zoals deze worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
vernietigt het op 26 juni 2024 tussen de partijen gewezen verstekvonnis met zaak- en rolnummer C/10/680745 / KG ZA 24-558;
en opnieuw rechtdoende:
4.2.
wijst de vorderingen van de vrouw af;
4.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2024.
3349 / 1980