ECLI:NL:RBROT:2024:859
Rechtbank Rotterdam
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens misbruik van recht en betalingsonmacht
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 februari 2024, wordt geoordeeld over de beroepen van eiser tegen het niet tijdig beslissen door het Drechtstedenbestuur op zijn verzoeken om rechtsbijstand. Eiser had op 26 november 2022 en 19 januari 2023 verzoeken ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn.
Eiser heeft aangevoerd dat hij betalingsonmacht heeft en verzocht om ontheffing van de verplichting om het griffierecht te voldoen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser misbruik maakt van recht door zijn vele verzoeken en procedures, en dat hij daarom geen aanspraak kan maken op ontheffing van het griffierecht. Het niet voldoen aan het griffierecht leidt tot verzuim, zoals bedoeld in artikel 8:41, zesde lid, van de Awb. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat eiser misbruik maakt van recht, en ziet geen aanleiding om daar nu anders over te oordelen.
De rechtbank concludeert dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, rechter, in aanwezigheid van L.M. Arkenbout, griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2024. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.